Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[Naam], te [Plaats], verzoeker,
Procesverloop
De rechtbank Rotterdam heeft bij uitspraak van 22 oktober 2019 dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat niet tijdig het volledige griffierecht betaald was.
Verzoeker heeft verzet aangetekend tegen voornoemde uitspraak van de rechtbank.
Deze procedure is bekend onder zaaknummer 19/3232 en loopt nog.
Vervolgens heeft verzoeker op 23 maart 2020 een voorlopige voorziening ingediend.
Overwegingen
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verzoek van verzoeker niet spoedeisend is. Verzoeker heeft niet aangetoond met concrete stukken dat hij in de afrondende fase van zijn studie zit omdat er geen datum is aangegeven wanneer de studie afgerond gaat worden. Verder heeft verzoeker ook niet aangetoond dat en wanneer hij dan aan de slag zou kunnen als advocaat door bijvoorbeeld een concreet voorstel voor werk of een geslaagde sollicitatie te overleggen. Ook is anderszins niet gebleken dat er onomkeerbare gevolgen voor verzoeker zijn dat de verzet-procedure niet afgewacht zou kunnen worden. Verder merkt de voorzieningenrechter op dat met een eventuele geslaagde beoordeling van het verzet verzoeker ook nog geen VOG heeft. Dit ligt dan pas voor in die beroepsprocedure. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond, zodat de voorzieningenrechter, gelet op artikel 8:83, derde lid, van de Awb, uitspraak kan doen zonder zitting en verzoeker ook niet zal horen.