1.2.Bij brief van 23 januari 2023 heeft verweerder laten weten het voornemen te hebben de aanvraag af te wijzen en is eiser in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven. Eiser heeft bij brief van 2 februari 2023 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Voor de beoordeling van eisers aanvraag geldt het screeningsprofiel voor de juridische dienstverlening en een terugkijktermijn van tien jaren. Binnen de terugkijktermijn zijn in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) de volgende relevante justitiële gegevens geregistreerd:
- op 14 september 2022 is eiser veroordeeld wegens twee gevallen van belediging van een ambtenaar in functie (artikel 266 lid 1 juncto artikel 267 ahf/sub 2 Wetboek van strafrecht (Sr.)) en poging tot dwang (artikel 284 lid 1 ahf/sub 1 juncto artikel 45 lid 1 van Sr.) tot een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Deze proeftijd is nog van kracht tot 27 september 2025. Daarnaast is eiser een taakstraf van
30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis opgelegd en drie maatregelen van schadevergoeding ter hoogte van elk € 100,- bij niet voldoen, twee dagen gijzeling. Deze uitspraak is op
29 september 2022 onherroepelijk geworden.
- Op 15 juni 2016 is eiser in eerste aanleg en op 15 februari 2017 is eiser in hoger beroep veroordeeld wegens belaging (artikel 285b lid 1 van Sr.) tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren, met bijzondere voorwaarden. Deze proeftijd is geëindigd op 9 oktober 2021. Deze uitspraak is op 9 oktober 2018 onherroepelijk geworden.
- Op 20 november 2013 is eiser in eerste aanleg en op 6 oktober 2016 is eiser in hoger beroep veroordeeld wegens belediging van een ambtenaar in functie (artikel 266, eerste lid juncto artikel 267 ahf/sub 2 van Sr.) tot een geldboete ter hoogte van
€ 600,- subsidiair 12 dagen hechtenis waarvan € 450,- subsidiair negen dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze proeftijd is geëindigd op 6 juni 2019. De uitspraak is op 6 juni 2017 onherroepelijke geworden.
Uit deze gegevens blijkt dat eiser meerdere malen in aanraking is gekomen met justitie.
De strafbare feiten vormen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de VOG is aangevraagd zodat volgens verweerder aan het objectieve criterium is voldaan. Volgens verweerder geven de omstandigheden van het geval geen aanleiding om toch over te gaan tot afgifte van een VOG (het subjectieve criterium).
3. Eiser stelt dat zijn aanvraag om afgifte van een VOG al jaren onrechtmatig wordt afgewezen. Hierdoor kan hij zich niet inschrijven als advocaat en loopt hij inkomsten mis. Eiser beroept zich op de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Raad) van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1249. In dat kader voert hij aan dat hij lichte straffen heeft gekregen. Verder verwijst eiser naar een uitspraak van 14 september 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:7685) en stelt dat de uiteindelijke strafoplegging aan hem lager is uitgevallen. Eiser is van mening dat een voorwaardelijke straf per definitie een lichte straf is. Hij voert aan dat een cijfermatige onderbouwing door verweerder ontbreekt. Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe verschillende belangen worden afgewogen. Eiser meent dat verweerder dit cijfermatig en beleidsmatig moet motiveren. Verder wijst eiser erop dat het gaat om zijn carrière, reputatie, inkomen en ervaring. Hij is van mening dat er sprake is van een beroepsverbod omdat verweerder, in strijd met het Europees recht, niet kijkt naar het effect van het weigeren van een VOG. Er wordt ten onrechte gesteld dat eiser ander werk kan uitoefenen. Volgens eiser is de functie van een jurist niet wezenlijk anders dan die van een advocaat. Ook in de functie van een jurist zal eiser immers in contact staan met cliënten. Beoordeling door de rechtbank
4. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.