ECLI:NL:RBROT:2021:6948
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- A.M.J. Adriaansen
- M.L.F. de Leeuw
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met weigering Verklaring omtrent het Gedrag (VOG)
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) voor de functie van advocaat, maar deze aanvraag werd op 8 oktober 2020 afgewezen door de Minister voor Rechtsbescherming. De afwijzing was gebaseerd op justitiële gegevens die een risico voor de samenleving vormden, waardoor de VOG niet kon worden verleend. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 17 december 2020. Vervolgens heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij de rechtbank vroeg om een deskundige te benoemen om de juistheid van het bestreden besluit te kunnen beoordelen.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek kennelijk ongegrond is. Hij oordeelde dat het benoemen van een deskundige in de hoofdzaak een aangelegenheid is die tot de competentie van de rechtbank behoort en dat het niet aan de voorzieningenrechter is om hierover te beslissen. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar relevante wetgeving en jurisprudentie. Gelet op deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.