Uitspraak
21.491 PW, 21/492 PW
5 november 2020, 20/570 en 20/1728 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
niet-ontvankelijkverklaring als rechtsweigering moet worden aangemerkt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verzetuitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn verzetten door de rechtbank, die deze verklaring baseerde op misbruik van recht. De Raad oordeelde dat er geen grond was voor doorbreking van het appelverbod, omdat de niet-ontvankelijkverklaring van het rechtsmiddel wegens misbruik van recht niet in strijd was met het recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De Raad benadrukte dat het recht op toegang tot de rechter beperkt kan worden, mits deze beperkingen niet in essentie het recht op toegang schaden en proportioneel zijn. De appellant had aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om op een zitting te worden gehoord en dat er geen openbare behandeling van zijn verzetten had plaatsgevonden. De Raad concludeerde echter dat de rechtbank op juiste gronden had geoordeeld dat de appellant misbruik van recht maakte door door te procederen, ondanks dat hij geen aanspraak kon maken op ontheffing van griffierecht. De Raad verklaarde zich onbevoegd en wees het verzoek van de appellant af.