ECLI:NL:RBROT:2022:8547

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
AWB-22_4449
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake weigering Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) nodig heeft om als advocaat te kunnen solliciteren. De aanvraag voor de VOG was door de Minister voor Rechtsbescherming afgewezen, waarna de verzoeker bezwaar had aangetekend. Het bestreden besluit van 10 augustus 2022 verklaarde het bezwaar ongegrond. De verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 12 oktober 2022 is behandeld.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen op grond van het ontbreken van een spoedeisend belang. De verzoeker had gesteld dat hij de VOG nodig had om te kunnen solliciteren voor een functie als advocaat, met een deadline voor inschrijving op 1 maart 2023. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verzoeker geen concreet spoedeisend belang had aangetoond, aangezien hij een Wajong-uitkering ontving en er geen financiële noodsituatie was aangetoond. De voorzieningenrechter concludeerde dat de behandeling van de bodemzaak kon worden afgewacht en dat de gestelde inschrijvingsdatum geen spoedeisend belang opleverde. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. T.M.J. Smits, in aanwezigheid van griffier mr. W. van den Berg.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/4449
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 oktober 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[Naam], te [Plaats], verzoeker,

en

de Minister voor Rechtsbescherming, verweerder,

gemachtigden: mr. E. Spekreyse en mr. K.W. Hau.

Procesverloop

Met een besluit van 19 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) afgewezen.
Met een besluit van 10 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter heeft een op 12 oktober 2022 van verweerder ontvangen verweerschrift als tardief buiten beschouwing gelaten, zodat dit stuk niet in de beoordeling is meegenomen.
2. Indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van (in dit geval) de beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol. Van voldoende spoedeisendheid is sprake, wanneer een besluit onomkeerbare gevolgen heeft en een behandeling van de bodemzaak niet kan worden afgewacht. Een financieel belang vormt op zichzelf geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Dat kan wel het geval zijn indien actueel een financiële noodsituatie bestaat of op korte termijn dreigt te ontstaan.
4. Verzoeker stelt, voor zover thans van belang, dat hij op 4 augustus 2021 is afgestudeerd en een VOG nodig heeft om succesvol als advocaat(stagiair/ondernemer) te kunnen solliciteren. Verzoeker stelt dat er meerdere vacatures in het verschiet liggen en dat de eerstvolgende inschrijvingsdatum Beroepsopleiding Advocatuur (BA) 1 maart 2023 is, welke datum ook als deadline geldt om een beëdigingsverzoek in te dienen.
5. Ter zitting heeft verweerder het spoedeisend belang betwist. Naar de mening van verweerder heeft verzoeker geen concreet spoedeisend belang gesteld en is daarvan ook niet gebleken.
6. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. Uit de door verzoeker overgelegde stukken blijkt dat verzoeker een Wajong uitkering ontvangt van € 1.037,- netto per maand (zie de betaalspecificatie van oktober 2022). Een financiële noodsituatie is gesteld noch gebleken. Dat verzoeker meer inkomen zou willen verwerven als advocaat c.q. juridisch dienstverlener, is alleszins begrijpelijk, maar levert geen spoedeisend belang op als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. De gestelde inschrijvingsdatum BA van 1 maart 2023 levert ook geen spoedeisend belang op. Niet valt in te zien waarom de behandeling van de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
7. De verwijzing van verzoeker naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 9 mei 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:3439) kan hem evenmin baten. Anders dat in die uitspraak heeft verzoeker geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hem een arbeidscontract is aangeboden en dat hij daarvan, vanwege het ontbreken van een VOG, geen gebruik zou kunnen maken.
8. De slotsom is dat het verzoek op grond van het ontbreken van een spoedeisend belang wordt afgewezen. Dit betekent dat de voorzieningenrechter aan een inhoudelijk oordeel niet toekomt.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is op 14 oktober 2022 in het openbaar gedaan door mr. T.M.J. Smits, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van den Berg, griffier.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.