ECLI:NL:RBROT:2019:8139
Rechtbank Rotterdam
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Oplegging van bestuurlijke boetes aan pensioenfonds en bestuurder wegens overtreding van de Pensioenwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2019 uitspraak gedaan in de zaken ROT 18/1749 en ROT 18/1751, waarin de bestuursrechtelijke boetes zijn opgelegd aan [eiseres] en [eiser] door De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) wegens overtredingen van artikel 116 van de Pensioenwet (Pw). DNB had aan [eiseres] een boete van € 4.977.500,- opgelegd en aan [eiser] een boete van € 50.000,-. Na bezwaar van [eiseres] is de boete verlaagd naar € 2.995.353,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat [het pensioenfonds] niet voldeed aan de eisen van de Pw, omdat het pensioenfonds activiteiten verrichtte die niet in verband stonden met pensioenuitkeringen, en dat er sprake was van een overtreding van de wet. De rechtbank oordeelde dat de samenwerking tussen [eiseres] en [het pensioenfonds] zodanig was dat [eiseres] als medepleger van de overtreding kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft de argumenten van [eiseres] en [eiser] over de onvoorzienbaarheid van de overtredingen en de schending van het recht op een eerlijk proces verworpen. De rechtbank heeft de boetes gehandhaafd, maar heeft DNB wel veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan [eiseres].