Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[naam eiser 3]
[naam eiser 4],
[naam eiser 5],
[naam eiser 6],
[naam eiser 7],
[naam eiser 8],
[naam eiser 9],
[naam eiser 10],
[naam eiser 11],
[naam eiser 12],
[naam eiser 13],
[naam eiser 14],
[naam eiser 15],
[naam eiser 16],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 augustus 2014 waarin een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 25 november 2014 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van GSFS c.s. van 15 december 2014 naar aanleiding van het proces-verbaal van 25 november 2015.
2.De feiten
1.5 (…) De Stichting [GSFS Pf, rechtbank] heeft als (belangrijkste) feitelijke doelstelling om opbrengsten te generen ten gunste van de deelnemers uit complexe arbitrage strategieën met aandelen die geen relatie hebben met het zekerstellen van vermogen en vermogensaanwas voor de financiering van de oudedagsvoorziening van de deelnemers. De Stichting heeft feitelijk niet tot doel om activiteiten te verrichten in verband met pensioenuitkeringen en werkzaamheden die daarmee verband houden. Een kleine activiteit van de Stichting bestaat uit het beleggen van de ontvangen premies op depositorekeningen. (…)
De belangrijkste netto-opbrengst bestaat uit (een deel van) de restitutie van bronbelasting op de door de Stichting ontvangen bruto dividenden, die de Stichting ontvangt van de Belastingdienst van het land van oorsprong van het dividend. (…)
De bronbelasting kan alleen worden terugontvangen indien de Stichting een pensioenfonds is. (…)
Zoals hierna zal blijken kan de complexe arbitrage strategie tot verliezen lijden die groter zijn dan de waarde van de depositorekeningen, waardoor sprake is van een schijnzekerheid. (…)
4.7. Conclusie van DNB na de Zienswijze4.7.1. Uit alle ontvangen informatie concludeert DNB dat de Stichting zich voornamelijk – zo niet exclusief – bezighoudt met ‘dividend arbitrage’. (…)
4.7.2. DNB concludeert op basis van de uitkomst van haar onderzoek dat de Stichting niet kwalificeert als pensioenfonds (…) omdat een pensioenfonds (…) slechts activiteiten verricht in verband met pensioen en werkzaamheden die daarmee verband houden. Gegeven het beleggingsbeleid dat de Stichting, althans GSFS AM, voert (…) blijven de activiteiten van de Stichting niet beperkt tot “slechts” de uitvoering van premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid als bedoeld in artikel 52 Pw. Het beleggingsbeleid wordt geheel overgelaten aan en bepaald door vermogensbeheerder GSFS AM. Uitgaande van de balansverhouding (momentopname) van de Stichting (…) bedraagt het aandeel van de pensioenverplichtingen (slechts) 1,1% [over 2010, rechtbank] respectievelijk 5,3% [over 2011, rechtbank] van het balanstotaal.
In het verlengde daarvan constateert DNB dat er geen sprake is van een adequate vermogensscheiding tussen de Stichting en GSFS AM als werkgever, zoals voorgeschreven in hoofdstuk 3 Pw (…).
3.3. Verzoekster [GSFS Pf, rechtbank] heeft betoogd dat DNB niet bevoegd is tot het doorhalen van haar inschrijving in het register als bedoeld in artikel 210 van de Pw. De voorzieningenrechter volgt verzoekster niet in dit betoog. (…) Een redelijke uitleg van het begrip beheer brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter mee dat DNB bevoegd is tot inschrijving in het register indien DNB meent dat een instelling die zich bij haar aanmeldt een pensioenfonds is, maar ook dat DNB bevoegd is tot doorhaling van een inschrijving als zij meent dat de instelling niet langer is aan te merken als een pensioenfonds.
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, Awb worden de kosten van rechtsbijstand die de belanghebbende heeft moeten maken uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
3.Het geschil
primairaan GSFS Pf en
subsidiairaan eisers sub 3 tot en met 16,
primairaan GSFS Pf en
subsidiairaan eisers sub 3 tot en met 16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2013 althans vanaf de datum die de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren,
4.De beoordeling
Dat het toezichthoudersdilemma waarin DNB (en de AFM) een achterliggende gedachte voor de invoering van voornoemd artikel is geweest, betekent niet dat dit ook een vereiste voor toepassing van dat artikel is. Een dergelijke voorwaarde is immers niet in de tekst van de wet opgenomen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat bij het oorspronkelijke wetsvoorstel weliswaar de gedachte van een knellend toezichthoudersdilemma heeft meegespeeld, maar in het verdere wetgevingstraject is deze gedachte naar de achtergrond verdwenen. De strekking van de bepaling in zijn definitieve vorm is dan ook niet dat artikel 1:25d Wft alleen van toepassing is als DNB wordt geconfronteerd met een toezichthoudersdilemma.
het doel van DNB bij het nemen van het besluit van 18 februari 2013 alleen is geweest om de samenwerking tussen GSFS Pf en GSFS AM te beëindigen. Daarbij heeft DNB niet gehandeld ter bescherming van de pensioendeelnemers of de solvabiliteit van GSFS Pf. In wezen heeft DNB zich gedragen als fiscaal toezichthouder. Het was haar erom te doen dat GSFS Pf stopte met het benutten van de fiscale voordelen die de status van pensioenfonds meebrengt. Het een noch het ander is een taak of bevoegdheid die aan DNB is opgedragen. De handhavende bevoegdheden van DNB zijn voorts limitatief in de Pw opgenomen en daar is uitschrijving uit het Register niet genoemd, aldus – steeds – GSFS c.s.
Dat het DNB zonder meer duidelijk had moeten zijn dat zij onder de gegeven omstandigheden niet gerechtigd was om de haar toekomende bevoegdheid tot uitschrijving uit het Register te gebruiken, is voorts in rechte niet vast komen te staan. In dit verband is tot slot van belang dat DNB het besluit van 18 februari 2013 in afwachting van rechterlijke toetsing daarvan niet heeft geeffectueerd, hetgeen zij reeds bij e-mail van 22 februari 2013 aan GSFS Pf heeft medegedeeld.
6.422,00(2,0 punten × tarief € 3.211,00)