ECLI:NL:HR:2006:AU9096
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van een kwaliteitsdelict door iemand zonder de desbetreffende kwaliteit in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen, waarbij hij vreemdelingen arbeid had laten verrichten zonder de vereiste tewerkstellingsvergunning. De feiten betroffen twee incidenten in Glane, gemeente Losser, waarbij de verdachte samen met anderen als werkgever optrad. De verdachte, die voorzitter was van verschillende stichtingen die betrokken waren bij de exploitatie van een bordeel, betwistte dat hij als werkgever kon worden aangemerkt in de zin van de Wet arbeid vreemdelingen.
De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat een kwaliteitsdelict niet kan worden medegepleegd door iemand die de desbetreffende kwaliteit mist, onjuist is. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere jurisprudentie, waaronder een uitspraak uit 1926. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat geen van de ingediende middelen tot cassatie konden leiden. De uitspraak van het Hof, die de verdachte had veroordeeld tot geldboetes en hechtenis, werd daarmee bevestigd.
De zaak benadrukt de reikwijdte van de Wet arbeid vreemdelingen en de mogelijkheid voor personen zonder de formele status van werkgever om toch als medepleger van een delict te worden aangemerkt. Dit arrest heeft implicaties voor de interpretatie van de wet en de verantwoordelijkheden van betrokkenen in vergelijkbare situaties.