Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 juli 2017 op de hoger beroepen van:
[appellant 1] , te Kamperveen (appellant 1),
[appellant 2] , te Huissen (appellant 2),
[appellante 3b] B.V.(appellante 3b) en
[appellante 3c] B.V.(appellante 3c), allen te Oeffelt (tezamen appellant 3),
[appellante 4b](appellante 4b) en
[appellante 4c] V.O.F.(appellante 4c), allen te Hoogblokland (tezamen appellant 4),
[appellante 5] B.V., te Arnhem (appellante 5),
[appellant 6] , te Uddel (appellant 6),
[appellant 7] , te Stroe (appellant 7),
[appellante 8b] B.V.(appellante 8b) en
[appellante 8c] B.V.(appellante 8c), beide te Deurningen (tezamen appellant 8),
[appellant 9] , te Haastrecht (appellant 9),
[appellante 10] B.V., te Wijchen (appellante 10),
[appellante 11b] B.V.(appellante 11b), beide te Horssen (tezamen appellant 11),
[appellante 12b] B.V.(appellante 12b), beide te Rijswijk (tezamen appellante 12),
[appellante 13] B.V., te Zwijndrecht (appellante 13),
[appellant 14] , te Putten (appellant 14),
[appellant 15] , te Putten (appellant 15),
[appellante 16] B.V., te Etten-Leur (appellante 16),
[appellant 17] , te Rhenen (appellant 17),
[appellant 18] , te Hattemerbroek (appellant 18),
[appellant 19] , te Terneuzen (appellant 19),
[appellant 20] , te Rotterdam (appellant 20),
[appellant 21] , te Petten (appellant 21),
[appellante 22] , te Overasselt (appellante 22),
[appellant 23] , te Gouda (appellant 23),
[appellant 24] , te Rotterdam (appellant 24),
[appellante 25] B.V., te Schagen (appellante 25),
[appellant 26] , te Kampen (appellant 26),
[appellante 27] B.V., te Montfoort (appellante 27),
[appellant 28b](appellant 28b), beide te Almelo (tezamen appellant 28),
[appellante 29] B.V., te Grave (appellante 29),
[appellante 30] B.V., te Waalre (appellante 30),
[appellante 31b] B.V.(appellante 31b), beide te Goes (tezamen appellante 31),
[appellante 32] , te Oisterwijk (appellante 32),
[appellante 33] B.V., te Gouda (appellante 33),
[appellant 34] , te Wierden (appellant 34),
[appellant 35] , te Enter (appellant 35),
[appellant 36] , te Werkendam (appellant 36),
[appellant 37] , te Sint Maarten (appellant 37),
[appellant 38] , te Warmenhuizen (appellant 38),
[appellant 39] , te Alkmaar (appellant 39),
[appellant 40] , te Hemelum (appellant 40),
[appellant 41] , te Wierden (appellant 41),
[appellant 42] , te Sint Maarten (appellant 42),
[appellant 43] , te Alkmaar (appellant 43),
[appellant 44] , te Snelrewaard (appellant 44),
[appellant 45] , te Goes (appellant 45),
[appellant 46] , te Den Ham (appellant 46),
[appellant 47] , te Ameide (appellant 47),
[appellant 48] , te Utrecht (appellant 48),
de erven van [appellanten 49] , te Joure (appellanten 49),
[appellant 50] , te Oosterbeek (appellant 50),
[appellante 51] B.V., te Reeuwijk (appellante 51),
[appellant 52] , te Stolwijk (appellant 52),
[appellant 53] , te Nuth (appellant 53),
[appellant 54] , te Arnhem (appellant 54),
[appellante 55b] B.V.(appellante 55b), beide te Middelburg (tezamen appellante 55),
[appellant 56] , te Laag Keppel, gemeente Bronckhorst (appellant 56),
[appellante 57b] B.V.(appellante 57b), beide te Barneveld (tezamen appellante 57),
[appellante 58] B.V., te Zutphen (appellante 58),
[appellant 59] , te Vlaardingen (appellant 59),
[appellant 60] , te Laren (appellant 60),
[appellant 61] , te Lelystad (appellant 61),
de Autoriteit Consument en Markt (ACM),
en
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
ad hocgevormde groep samen ‘vast’ aan het pand. In dat geval werd het pand in de regel verkocht aan de handelaar (of handelaren) binnen de groep die het meeste geld voor het pand over had (of hadden).
ad hocgroep, die onderling plokgeld verdeelde met betrekking tot dat pand.
ad hocgroep, werd deze handelaar volgens ACM geacht gelegenheid te geven aan andere betrokken handelaren om met hem ‘mee te kopen’. Als andere handelaren aangaven mee te willen kopen, en de afmijner stemde daarmee in, werd het pand na afloop van de officiële veiling nogmaals verhandeld binnen die groep handelaren. Deze manier van doorverkoop wordt door ACM als een ‘naveiling’ aangeduid. Anders dan bij een normale doorverkoop deelden de handelaren op de naveiling het verschil tussen de op die naveiling tot stand gekomen prijs en de officiële veilingprijs. Uit het bewijsmateriaal blijkt volgens ACM dat een groot aantal panden na de officiële veiling is nageveild.
ad hocgroep, lieten volgens ACM hun biedgedrag in de afmijnfase bepalen door – met name – het aantal (actieve) outsiders. Waren er kennelijk geen outsiders, dan expliciteerde de groep handelaren vóór de afmijnfase dat het pand zou worden nageveild (“groepsmijnen”). In voorkomende gevallen werd hierbij een prijs afgesproken waarvoor één van hen zou mijnen. Waren er wel outsiders aanwezig, maar was hun aantal beperkt in verhouding tot het aantal op de inzetlijst vermelde handelaren, dan konden de betrokken handelaren het risico nemen om het afmijnen zo lang mogelijk uit te stellen opdat het pand voor een lager bedrag door iemand uit de groep zou worden gemijnd waarna binnen die groep winst kon worden gemaakt op een naveiling. Werd het pand onverhoopt gemijnd door een outsider, dan werd geen geld verloren en werd uitsluitend plokgeld verdeeld. Waren in de afmijnfase veel outsiders geïnteresseerd in het pand, dan kon de afmijnprijs op een competitief niveau blijven, aldus ACM. Voor een naveiling was dan geen aanleiding, omdat geen van de handelaren in dat geval zou aangeven dat hij mee wil doen. De samenwerking tussen handelaren bleef ook dan beperkt tot het verdelen van plokgeld.
grosso modoop uniforme wijze op inzet- en verrekenlijsten vastlegden; het feit dat vanaf 13 juni 2000 tot en met ten minste 15 december 2009 sprake was van een voortdurende reeks van elkaar frequent opeenvolgende gedragingen van partijen op executieveilingen in Nederland.
- appellant 1 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 169.000,--;
- appellant 2 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete (ongewijzigd) vastgesteld op € 225.000,--;
- appellant 3 deels gegrond verklaard en de hoogte van de aan hem opgelegde boete gewijzigd in € 298.000,--, waarbij appellanten 3b en 3c aansprakelijk zijn voor een bedrag van € 1.650,--;
- appellant 4 deels gegrond verklaard en de hoogte van de aan appellante 4c opgelegde boete gewijzigd in € 121.000,--, waarbij appellanten 4a en 4b als vennoten van appellante 4c hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het geheel;
- appellante 5 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete (ongewijzigd) vastgesteld op € 225.000,--;
- appellant 6 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete (ongewijzigd) vastgesteld op € 225.000,--;
- appellant 7 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 383.000,--;
- appellant 8 deels gegrond verklaard en de hoogte van de aan hem opgelegde boete gewijzigd in € 123.000,--, waarbij appellanten 8b en 8c aansprakelijk zijn voor een bedrag van € 13.200,--;
- appellant 9 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 172.000,--;
- appellante 10 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 144.000,--;
- appellant 47 en [naam 47] B.V. deels gegrond verklaard, de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 369.000,-- en het bedrag waarvoor [naam 47] B.V. aansprakelijk is voor de boete gewijzigd in € 53.350,--;
- appellant 48 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 74.000,--;
- appellant 49 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 164.000,--;
- appellant 11 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 65.000,--, waarbij appellante 11b aansprakelijk is voor € 10.312,--;
- appellante 12 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 8.000,--;
- appellante 13 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 79.000,--;
- appellant 14 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 131.000,--;
- appellant 15 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 101.000,--;
- appellante 16 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 27.000,--;
- appellant 17 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 105.000,--;
- appellant 18 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 48.000,--;
- appellant 19 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete (ongewijzigd) vastgesteld op € 10.000,--;
- appellant 20 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 13.000,--;
- appellant 21 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 8.000,--;
- appellante 22 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 18.000,--;
- appellant 23 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 122.000,--;
- appellant 24 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 31.000,--;
- appellante 25 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 56.000,--;
- appellant 26 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 145.000,--;
- appellante 27 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 21.000,--;
- appellant 28 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 114.000,--;
- appellante 29 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 91.000,--;
- appellante 30 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 40.000,--;
- appellante 31 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 40.000,--;
- appellante 32 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete (ongewijzigd) vastgesteld op € 50.000,--;
- appellante 33 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 117.000,--;
- appellant 34 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 84.000,--;
- appellant 35 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete (ongewijzigd) vastgesteld op € 15.000,--
- appellant 36 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 105.000,--;
- appellant 37 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 14.000,--;
- appellant 38 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 39.000,--;
- appellant 39 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 18.000,--;
- appellant 40 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 68.000,--;
- appellant 41 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 78.000,--;
- appellant 42 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 8.000,--;
- appellant 43 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 26.000,--;
- appellant 44 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 168.000,--;
- appellant 45 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 33.000,--;
- appellant 46 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 62.000,--;
- appellant 50 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 87.000,--;
- appellante 51 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete (ongewijzigd) vastgesteld op € 60.000,--;
- appellant 52 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 157.000,--;
- appellant 53 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 19.000,--;
- appellant 54 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 1.000,--;
- appellante 55 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 38.000,--;
- appellant 56 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete (ongewijzigd) vastgesteld op € 50.000,--;
- appellante 57 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 29.000,--;
- appellante 58 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 9.000,--;
- appellant 59 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 13.000,--;
- appellant 60 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 51.000,--;
- appellant 61 deels gegrond verklaard en de hoogte van de opgelegde boete gewijzigd in € 18.000,--;
Uitspraken van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
ad hocgroep geacht na afmijnen aan de andere handelaren alsnog de gelegenheid te geven om mee te doen bij het uitzetten. Daarvoor is echter geen bewijs, nog daargelaten dat van een ‘
ad hocgroep’ geen sprake is. Het is juist dat voorkwam dat handelaren na de afmijnfase een pand uitzetten onder andere handelaren. Dit had echter primair tot doel om het aantal kopers op de inzetlijst te reduceren (omdat een pand was slaggelopen) of om handelaren de gelegenheid te geven, na een reeks van aankopen, de balans op te maken en hun posities te herschikken. Handelaren en biedcombinaties bepaalden steeds zelfstandig voor welk bedrag zij bereid waren een pand te kopen, en bepaalden ook na de afmijnfase individueel of ze mee wilden doen bij het uitzetten. Dit betekent dat het biedgedrag tijdens de afmijnfase niet wordt beïnvloed en dat er dus een marktconforme prijs tot stand komt.
pre-auction agreement”.
‘binnen de groep uitgezet’, waarbij dit aan een handelaar (of subgroepje) werd toegewezen die het hoogste bod binnen deze groep had uitgebracht.
ad hocgevormde groep, waarvan de leden om die reden ook aanspraak konden maken op het betreffende pand terwijl zij dit niet zelf hadden afgemijnd. Dat het prijsverschil in zo’n geval zou worden verklaard door het vrijkomen van aanvullende informatie na het afmijnen, wordt niet door het College gevolgd. De handelaren hebben deze stelling onvoldoende toegelicht en onderbouwd en het is, mede gelet op het korte tijdsbestek tussen het afmijnen en het naveilen, niet aannemelijk dat er precies op dat moment zulke belangrijke extra informatie voor de handelaren beschikbaar kwam.
‘vrij mijnen’treden de handelaren dus ieder voor zich op óf – incidenteel – ook wel met één of meer anderen gezamenlijk. Zo’n gelegenheidscoalitie wordt dan a.h.w. samen ‘economisch eigenaar’ en zal, evt. na een opknapbeurt, het object ook voor gezamenlijke rekening trachten te verkopen. Zowel de winst als het verlies worden gedeeld.”
- € 248,-- voor ieder van de appellanten 1, 2, 6, 7, 9, 47, 48 en 49;
- € 497,-- voor ieder van de appellanten 3, 4, 5, 8 en 10;
- € 251,-- voor ieder van de appellanten 14, 15, 17 tot en met 24, 26, 34 tot en met 46, 50, 52, 53, 54, 56, 59, 60 en 61;
- € 503,-- voor ieder van de appellanten 11, 12, 13, 16, 25, 27 tot en met 33, 51, 55, 57 en 58.
- herroept de primaire besluiten eerste, tweede en derde tranche;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
- veroordeelt ACM in de proceskosten, zoals vermeld onder 12.1-12.10;
- draagt ACM op het betaalde griffierecht te vergoeden, zoals vermeld onder 12.11;
- heropent het onderzoek in de hoger beroepen van appellanten 49, 50, 57, 60 en 61 ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de omvang van de in deze zaken te vergoeden schade;
- bepaalt dat deze appellanten, tenzij het verzoek om schadevergoeding wordt ingetrokken, uiterlijk twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een memorie indienen waarbij zij de door hen geleden schade concretiseren en met bewijsstukken onderbouwen, en dat ACM hierop binnen vier weken na toezending van die memorie reageert, waarna het College het verdere verloop nader zal bepalen.