Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2023 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, de heffingsambtenaar
de Staat der Nederlanden(de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
Vooraf3.De gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank op zitting verzocht om afzonderlijke uitspraken te doen over de belastingjaren 2019 en 2020. De rechtbank ziet daarvoor geen aanleiding. Bij het instellen van het beroep is de gemachtigde van eiseres opgekomen tegen de uitspraken op bezwaar van 18 december 2020 die zijn verenigd in één geschrift. Deze uitspraken op bezwaar hadden betrekking op de WOZ-waarden van het hotel voor de belastingjaren 2019 en 2020. De griffie van de rechtbank heeft, zoals gebruikelijk is op grond van de registratievoorschriften van het door de rechtbank gebruikte administratiesysteem Berber, per afzonderlijk belastingjaar een zaaknummer aangelegd. Bij brief van 16 december 2022 heeft de griffie van de rechtbank de gemachtigde van eiseres daarom laten weten dat het beroep met betrekking tot belastingjaar 2019 bij de rechtbank is geregistreerd onder zaaknummer SHE 21/321 en dat voor belastingjaar 2020 onder zaaknummer SHE 22/3121. Ook is meegedeeld dat slechts eenmaal griffierecht is verschuldigd en dat verder voor beide zaaknummers zal worden gecorrespondeerd in het dossier met zaaknummer SHE 21/321, en dat dit dossier als hoofddossier zal worden gebruikt door de rechtbank. Uit de gedingstukken blijkt dat de gemachtigde van eiseres gelijkluidende gronden heeft aangevoerd ten aanzien van de waarden voor beide belastingjaren. Bij de behandeling van beide zaken op zitting is niet gebleken dat er specifieke beroepsgronden zijn die aanleiding geven dat de rechtbank afzonderlijk uitspraken doet per belastingjaar. De enkele opmerking van de gemachtigde op zitting dat eiseres van hem afzonderlijke uitspraken verlangt is niet gestaafd met verklaringen van vertegenwoordigers van eiseres die dat verduidelijken en is ook onvoldoende daarvoor. De rechtbank wijst het verzoek af.
De rechtbank stelt vast dat aankoop van het object niet binnen één jaar voor of na de waardepeildatum heeft plaatsgevonden, maar ongeveer twee jaar en drie maanden voor de waardepeildatum wat betreft belasting jaar 2019 en drie jaar en drie maanden wat betreft belastingjaar 2020.
€ 376.667. Daarmee staat de heffingsambtenaar een opgeschoonde, gecorrigeerde verkoopprijs van € 5.873.333 voor. Eiseres heeft wel in het algemeen gesteld dat zij de eigen aankoopprijs te ver van de waardepeildatum verwijderd vindt, maar heeft de toegepaste correctie en de onderbouwing ervan door de heffingsambtenaar op geen enkele wijze weersproken. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de invloed van de huurovereenkomst op de prijsvorming van de verkooptransactie en met de mutatieleegstand voldoende rekening heeft gehouden en dat ook inzichtelijk heeft gemaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding, nu eiseres die correctie niet heeft weersproken, die correctie voor onjuist te houden. Daar komt nog bij dat in het geval dat de heffingsambtenaar wel toepassing had gegeven aan een indexatie naar beide waardepeildata een nog hogere getaxeerde waarde in de rede had gelegen. Ook betrekt de rechtbank hierbij dat de gemachtigde van de heffingsambtenaar onweersproken heeft gesteld dat na de aankoop diverse veranderingen en verbouwingen hebben plaatsgevonden, zodat moet worden aangenomen dat ook daarom de gecorrigeerde verkooprijs van € 5.873.333 eerder te laag dan te hoog is getaxeerd. De heffingsambtenaar heeft aldus de waarde voor het belastingjaar 2019 en 2020 € 1.189.000 respectievelijk € 1.179.000 lager vastgesteld dan de gecorrigeerde verkoopprijs.
€ 6.156.142. De gemachtigde van eiseres heeft deze berekening niet concreet weersproken.
Voor zover eiseres op zitting heeft gesteld dat de heffingsambtenaar bij het waarderen van hotels de “Hotelvastgoed”-gids van Bastiaan Driessen moet volgen, leidt dat niet tot een ander oordeel. Immers de gemachtigde van eiseres heeft verklaard dat Driessen ook deelneemt aan het opstellen van de taxatiewijzer Hotels, en als zodanig ook invloed heeft op de totstandkoming van die taxatiewijzer. Eiseres heeft ook geen concrete taxatie overgelegd waaruit zou kunnen volgen dat de controleberekening zoals taxateur Roijmans die heeft uitgevoerd als onjuist moet worden bestempeld.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
De rechtbank:
immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 272,72;
het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 727,28;
drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op
9 februari 2023.