In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam over de WOZ-waarde van een onroerende zaak, een maisonnette, vastgesteld op € 164.000. De Heffingsambtenaar had deze waarde bepaald op basis van vergelijkingsobjecten. Belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en stelde dat de Rechtbank de goede procesorde had geschonden. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 april 2022 via MS Teams. De Rechtbank had eerder het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te laag was vastgesteld en dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar waren. Het Hof verwierp ook de stelling van belanghebbende dat de uitspraak van de Rechtbank niet ondertekend was, en concludeerde dat er geen schending van de goede procesorde was. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, evenals de verzoeken om verhoging van de WOZ-waarde en vergoeding van proceskosten. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.