Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaar van de gemeente Huizen(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waardering van onroerende zaken onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) door de gemeente Huizen. De belanghebbende, [X] B.V., had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die de bezwaren van de belanghebbende tegen de vastgestelde WOZ-waarden ongegrond had verklaard. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaken vastgesteld op respectievelijk € 6.138.000, € 872.000 en € 1.812.000 voor de panden gelegen aan [a-straat] 1, [a-straat] 3 en [b-straat] 311, per waardepeildatum 1 januari 2015. Het Hof heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De belanghebbende betoogde dat de vastgestelde waarden te hoog waren en concludeerde tot een lagere waardering. Het Hof oordeelde echter dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarden niet te hoog waren en dat de verkoopprijzen van de onroerende zaken op zakelijke gronden tot stand waren gekomen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belanghebbenden om voldoende bewijs te leveren als zij lagere waarderingen bepleiten dan de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarden.