Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.F. LOENDERSLOOT INTERNATIONALE EXPEDITIE B.V.,
FLINT LOGISTICS B.V.,
FLINT WAREHOUSING B.V.,
LLOGS B.V.,
gedaagden in conventie en verweersters in de art. 223 Rv en art. 843a Rv incidenten,
[naam 1],
6.PURE HANDLING B.V.,
VCKG B.V.,
JMN B.V.,
DELICASEA B.V.,
L.B. 11 B.V.,
BEST FOR DRINKS (BFD) B.V.,
BRANDS COLLECTION B.V.,
KFW B.V.,
8.VCE COMPANIES B.V., thans BETA LOGISTICS B.V.,
15.[naam 2] ,
16.[naam 3] ,
1.VCKG B.V.,
JMN B.V.,
DELICASEA B.V.,
L.B. 11 B.V.,
BEST FOR DRINKS (BFD) B.V.,
BRANDS COLLECTION B.V.,
KFW B.V.,
BETA LOGISTICS B.V.,
9.[naam 3] ,
1.VCKG B.V.,
JMN B.V.,
DELICASEA B.V.,
L.B. 11 B.V.,
BEST FOR DRINKS (BFD) B.V.,
BRANDS COLLECTION B.V.,
KFW B.V.,
BETA LOGISTICS B.V.,
1.DE PROCEDURE IN ZAAK 17-184
- de dagvaardingen van 22 november 2016 houdende eis in de hoofdzaak in de zin van de artt. 700 lid 3 Rv en 1019i Rv voor beschikkingen met kenmerken C/02/318327 / KG RK 16-814 en C/02/318328 / RK 16-815 en C/02/318076 / KG RK 16-795 en C/02/318087 / KG RK 16-796, tevens houdende incidentele vorderingen tot het treffen van een voorlopige voorziening ex art. 223 Rv en incidentele vordering tot afschrift van bescheiden ex art. 843a Rv;
- de akte houdende overlegging producties met producties EP01 t/m EP82 van 15 februari 2017;
- de rolbeslissing van 30 januari 2019 waarbij een comparitie van partijen is gelast op 15 november 2019 in de hoofdzaak, in het 223 Rv-incident en in de in conventie en reconventie opgeworpen 843a Rv-incidenten en afwijzend is beslist op het verzoek van verschillende gedaagden tot het houden van een regiezitting (teneinde een aangepast procesregime vast te stellen);
- de akte aanvullende producties van de zijde van Hennessy c.s. (i) met producties EP95 t/m EP126, in de zaken tegen Van Caem c.s. in het geding gebracht op 17 april 2019 (EP95 t/m EP125), in de overige zaken ingekomen op 30 september 2019, met dien verstande dat productie EP126 in de zaak tegen Pure Handling ook op 17 april 2019 in het geding is gebracht (hierna: akte i);
- de e-mail namens Hennessy c.s. van 2 juli 2019 waarin mr. Mulder aankondigt de in de zaken tegen Pure Handling en/of Van Caem c.s. op 17 april 2019 tegelijk met het indienen van de respectievelijke conclusies van antwoord in reconventie overgelegde aanvullende producties (EP95 t/m EP126), ook in de zaken tegen de andere partijen te zullen inbrengen;
- het tussenvonnis van 21 augustus 2019 met nadere instructies voor de comparitie van partijen;
- de e-mail van de rechtbank van 27 september 2019, met de aankondiging dat zij de plaatsopneming en bezichtiging in de bedrijfsruimten van Loendersloot c.s. en Pure Handling (hierna ook: descente) – die in de samenhangende zaak met
- de akte aanvullende producties van de zijde van Hennessy c.s. met producties EP127 t/m EP130 (betreffende completering van de beslagstukken op verzoek van de rechtbank), ingekomen op 4 oktober 2019 (hierna: akte ii);
- de akte aanvullende producties van de zijde van Hennessy c.s. met producties EP131 t/m EP164, ingekomen op 17 oktober 2019 (hierna: akte iii);
- de e-mail van de rechtbank van 24 oktober 2019 met een aantal regiebeslissingen, waaronder de beslissing dat het proces-verbaal van de comparitie van partijen in de Bacardi-zaak onderdeel uitmaakt van het procesdossier, en een verzoek om input op de voorgestelde agenda voor de comparitie van partijen;
- de e-mail van de rechtbank van 28 oktober 2019 met een aanvullende regiebeslissing, in reactie op (herhaalde) bezwaren van Loendersloot c.s., Llogs en [naam 1] tegen de producties van Hennessy c.s., welke bezwaren zijn opgenomen bij het overzicht van de proceshandelingen in de zaak tegen die partijen;
- de e-mail van de rechtbank van 5 november 2019 waarin de agenda is toegezonden voor de comparitie van partijen;
- de beslissing van de rechtbank (bij e-mail van 6 november 2019) waarbij het verzoek om uitstel van de comparitie van partijen wegens klemmende reden zijdens Hennessy c.s. (d.d. 6 november 2019) is ingewilligd;
- de beslissing van de rechtbank (bij e-mail van 8 november 2019) dat de comparitie van partijen met inachtneming van verhinderdata wordt verplaatst naar 9 december 2019, met gelijktijdige bevestiging dat het proces-verbaal van de comparitie van partijen in de Bacardi-zaak met bijlagen aan partijen is toegezonden;
- een aanvullend en gecumuleerd proceskostenoverzicht van Hennessy c.s., met productie EP166, ingekomen op 5 december 2019;
- het proces-verbaal van de op 9 december 2019 gehouden comparitie van partijen (hierna: proces-verbaal comparitie, zie ook 1.2 t/m 1.4 hierna);
- de conclusie van antwoord in het incident ex 223 Rv en in [de hoofdzaak in] conventie van [naam 1] van 24 oktober 2018;
- het tussenvonnis van 9 januari 2019, gewezen in het vrijwaringsincident tussen Loendersloot c.s. en Llogs enerzijds en Hennessy c.s. anderzijds
- het tussenvonnis van 30 januari 2019 waarbij het verzoek van Loendersloot c.s. en Llogs om tussentijds hoger beroep in te mogen stellen tegen het tussenvonnis in incident 4, is afgewezen;
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en in de incidenten ex art. 223 Rv en 843a Rv van Loendersloot c.s. en Llogs van 20 maart 2019, met producties LOE-P1 t/m LOE-P37;
- het bezwaar van 4 juli 2019 namens Loendersloot c.s., Llogs en [naam 1] naar aanleiding van de aankondiging van mr. Mulder (d.d. 2 juli 2019, genoemd bij het procesverloop in de zaken tegen alle gedaagden) dat aanvullende producties in het geding zullen worden gebracht;
- de e-mail van de rechtbank van 5 juli 2019 waarin is beslist dat er in dit geval geen grond is om die producties op voorhand te weigeren;
- het faxbericht van 21 oktober 2019 met een voorlopig proceskostenoverzicht van Loendersloot c.s., Llogs en [naam 1] ;
- de e-mail van 24 oktober 2019 namens Loendersloot c.s., Llogs en [naam 1] waarbij zij bezwaar maken tegen aanvullende producties van Hennessy c.s.;
- de e-mail van 25 oktober 2019 namens Loendersloot c.s., Llogs en [naam 1] met dezelfde strekking;
- de akte van Loendersloot c.s., Llogs en [naam 1] [houdende] uitlating aanvullende producties Hennessy c.s., tevens bezwaar tegen vermeerdering van eis en gronden in akten i en iii van Hennessy c.s., tevens verzoek tot nemen akte uitlaten, meer subsidiair een verzoek tot het nemen van een conclusie van dupliek, ingekomen op 1 november 2019;
- de akte van Loendersloot c.s.. Llogs en [naam 1] houdende overlegging aanvullende producties, met producties LOE-P38 t/m LOE-P44, ingekomen op 1 november 2019;
- het aanvullende, gecumuleerde proceskostenoverzicht van Loendersloot c.s., Llogs en [naam 1] (productie LOE-P45), ingekomen op 5 december 2019;
- de akte van Hennessy c.s., genomen op de rol van 8 januari 2020 in reactie op de door Loendersloot c.s., Llogs en [naam 1] tijdens de comparitie van partijen ingenomen stellingen met betrekking tot §6.C.2.2, 6.C.3 en 9.G uit de conclusie van antwoord van die partijen in de Bacardi-zaak (zie proces-verbaal comparitie onder 1.2 t/m 1.4 hierna);
- de conclusie van antwoord van Hennessy c.s. in het incident strekkende tot (i) oproeping in vrijwaring ex art. 210 Rv, (ii) verstrekking van afschrift van bescheiden ex art. 843a Rv, en met (iii) voorwaardelijk pleidooiverzoek van 16 januari 2019, met producties EP89 t/m EP94;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 17 april 2019, met productie EP126;
- het tussenvonnis in het vrijwaringsincident (hierna: incident 6) van 15 mei 2019
- de akte opgave kosten van Pure Handling, ingekomen bij de griffie op 22 oktober 2019;
- de akte uitlaten producties van Pure Handling, ingediend op 1 november 2019;
- de brief van mr. Van den Bosch van 22 november 2019 met het verzoek een nadere akte met producties te mogen nemen;
- de afwijzende beslissing daarop van de rechtbank van 27 november 2019;
- de akte geconsolideerde opgave kosten van Pure Handling, met productie PH-01, ingekomen op 5 december 2019;
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en het incident ex art. 223 Rv tevens houdende voorwaardelijke verzoeken tot het bepalen van een aangepast procesregime en het daartoe gelasten van een regiezitting van 5 december 2018;
- de kostenopgave van Beta Logistics, per e-mail toegezonden op 23 oktober 2019;
- de akte uitlaten producties van Hennessy c.s., ingekomen op 4 november 2019;
- het aanvullend en gecumuleerd proceskostenoverzicht van Beta Logistics, per e-mail toegezonden op 5 en 6 december 2019;
- het tussenvonnis in het incident tot vrijwaring (hierna: incident 3) van 12 september 2018 in de zaak tussen LB11 en Hennessy c.s.;
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en het incident ex art. 223 Rv tevens conclusie van eis in reconventie tevens conclusie strekkende tot incidentele vordering ex art. 843a Rv tevens houdende verzoeken tot het bepalen van een aangepast procesregime en het daartoe gelasten van een regiezitting van 5 december 2018;
- de akte overlegging producties van Van Caem c.s. van 19 december 2018, met producties CAE-P01 t/m CAE-P38;
- de conclusie van antwoord in het incident ex art. 843a Rv van 16 januari 2019 met producties EP83 t/m EP91;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 17 april 2019, met productie EP125;
- de e-mail van mr. Hofhuis van 26 september 2019 (met betrekking tot de descente);
- de e-mail van mr. Hofhuis van 30 september 2019 (met betrekking tot de descente);
- de akte overlegging kostenstaat van Van Caem c.s.;
- de akte overlegging aanvullende producties van Van Caem c.s., met producties
- CAE-P39 t/m CAE-P54 (NB: de eerste 41 pagina’s van de aanvankelijk toegezonden akte, betreffende aanvulling beroep op omkering bewijslast, uitlating gebeurtenissen Curaçao en uitlating akte EP95 t/m EP124, zijn geweigerd en teruggezonden; zie de regiebeslissing onder II. D in het bericht van de rechtbank van 24 oktober 2019 in alle zaken);
- de brief van mr. Hofhuis van 1 november 2019;
- de akte uitlaten producties CAE-P39 t/m CAE-P54, tevens houdende overlegging productie EP165 van Hennessy c.s., ingekomen op 4 november 2019, waarin Hennessy c.s. onder meer bezwaar maakt tegen het in het geding brengen van de producties CAE-P53 en CAE-P54;
- de akte uitlaten producties EP95 t/m EP166 [bedoeld is EP164] van Van Caem c.s., ingekomen op 4 november 2019, tevens houdende toelichting op verzoek tot weigering van die aktes, tevens ‘voorbehoud nadere reactie’;
- het aanvullend en gecumuleerd proceskostenoverzicht van Van Caem c.s. (productie CAE-P55), ingekomen op 5 december 2019;
- de antwoordakte van Hennessy c.s. omtrent ‘Curaçao’ en omkering bewijslast van 8 januari 2020;
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en het incident ex art. 223 Rv tevens houdende processuele verzoeken tot het bepalen van een aangepast procesregime en het daartoe gelasten van een regiezitting van 5 december 2018;
- de antwoordakte van [naam 2] en [naam 3] , ingekomen op 4 november 2019;
- de e-mail van mr. Overman van 22 november 2019 met een verzoek tot uitleg over de agenda voor de comparitie van partijen;
- de reactie daarop van de rechtbank van 26 november 2019;
- de kostenopgave van [naam 2] en [naam 3] per e-mail, ingekomen op 5 december 2019.
2.DE PROCEDURE IN DE ZAKEN 18-408 EN 18-411
- de dagvaarding van 9 april 2018;
- de conclusie van antwoord van [naam 3] van 30 november 2018;
- de conclusie van antwoord van Van Caem c.s. en Beta Logistics van 30 november 2018;
- het tussenvonnis van 15 mei 2019 waarbij een comparitie van partijen is gelast gecombineerd met de hoofdzaak;
- het proces-verbaal van de op 9 december 2019 gehouden comparitie van partijen.
- de dagvaarding van 4 april 2018;
- de conclusie van antwoord van [naam 2] van 30 november 2018;
- de conclusie van antwoord van Van Caem c.s. en Beta Logistics van 30 november 2018;
- het tussenvonnis van 15 mei 2019 waarbij een comparitie van partijen is gelast gecombineerd met de comparitie in de hoofdzaak;
- het proces-verbaal van de op 9 december 2019 gehouden comparitie van partijen.
3.DE FEITEN IN ALLE ZAKEN
– voor zover hier van belang – loodsen in Roosendaal. Deze loodsen, die in totaal een oppervlakte van bijna 60.000 m² beslaan, zijn gelegen aan de Kooldreef 7, het Scherpdeel 7 en de Rechtzaad 4-6 (hierna tezamen: ‘de loodsen’). De administratieve werkzaamheden met betrekking tot de inslag, opslag en uitslag van de goederen in de loodsen worden verricht door personeel dat in dienst is van LI.
track&trace-codes) aan de hand waarvan het distributiekanaal in beeld kan worden gebracht. Deze productcodes kunnen op het etiket van de fles zijn aangebracht of direct op de fles zijn gegraveerd of geprint. In het algemeen is sprake van een combinatie van het voorgaande. Op elke fles zijn ook productcodes aangebracht achter de etiketten, wikkels en/of hulzen. Bij het decoderen van MHCS-producten zoals in deze zaak aan de orde, worden alle codes verwijderd (op het glas van de flessen door middel van wegetsen).
- MHCS-producten met etiketten of labels waarop teksten zijn aangebracht die bestemd zijn voor markten buiten de EER, zoals een US Health Warning (hierna: USHW) of de vermelding Hong Kong Duty Not Paid (HKDNP);
- MHCS-producten in niet-hervulbare flessen (in de relevante stukken worden voor deze producten codes gebruikt als NR of NRF, afkortingen voor ‘non refillable’).
(token sales;via de
Duty Freekanalen). Dit betreft de volgende deelmerken: Hennessy Pure White, Glenmorangie The Lasanta en andere Belvedere producten dan de reguliere Belvedere Vodka (bijvoorbeeld Belvedere Mango Passion, Belvedere Citrus, Belvedere Berry, Belvedere Pink Grapefruit).
- a) goederen die onder een douaneschorsingsregeling (de regeling extern douanevervoer of de regeling douane-entrepot) vallen (hierna ook: T1-goederen); dit zijn goederen die zich fysiek op het grondgebied van de Unie bevinden, maar die douanerechtelijk niet zijn ingevoerd in de Unie;
- b) goederen die douanerechtelijk zijn ingevoerd (hierna ook: T2-goederen);
- c) douanerechtelijk ingevoerde goederen die onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst en waarvan de inslag, opslag en uitslag geschiedt onder begeleiding van een elektronisch administratief document (e-AD, voorheen: accijnsgoederendocument (AGD)) in/vanuit een accijnsgoederenplaats (hierna ook: T2/AGD-goederen).
douane-entrepot voor T1-goederen en als accijnsgoederenplaats voor T2/AGD-goederen.
- a) Het inslagproces start met een opdracht van een derde (hierna: de opdrachtgever) tot inslag. Deze opdracht gaat vergezeld van informatie betreffende – onder meer – het type product, het aantal dozen, het aantal flessen per doos, de inhoudsmaat van de flessen, het alcoholpercentage en de douanestatus.
- b) De opdracht met bijbehorende informatie wordt vastgelegd in het, volledig geautomatiseerde, interne rapportage- en verslagleggingsysteem van LI (hierna: het IRVS) en krijgt een uniek nummer toegekend (hierna: het INAA-nummer).
- c) Bij aankomst van de zending in één van de loodsen wordt deze gelost en in het douane-entrepot geplaatst. Daar worden, na een eerste visuele inspectie op (duidelijk) zichtbare tekorten en schades, foto’s gemaakt van de zending (welke foto’s ook in het IRVS worden opgeslagen).
- d) Vervolgens wordt steeds een zogeheten
- e) De inspectiebevindingen worden vastgelegd in een inspectierapport (
- f) Het inspectierapport wordt vervolgens opgeslagen in het IRVS, waarbij aan het INAA-nummer een volgnummer wordt toegevoegd.
- g) Ter afsluiting van het proces van inslag wordt een
inbound qualityinspectie hanteert LI codes/afkortingen om productkenmerken te noteren, waaronder NGD (Number Glass Decoded), NBLD (Number Back Label Decoded) en NR/NRF (Non Refillable).
Value Added Logistics-activiteiten (hierna: VAL-activiteiten). VAL-activiteiten zijn bijvoorbeeld herverpakken en bestickeren. Wanneer een VAL-activiteit wordt uitgevoerd, wordt dit in het IRVS tot uitdrukking gebracht door aan het INAA-nummer een bewerkingscode (VAL-code) toe te voegen. [11] Ook decoderen wordt aangemerkt als een VAL-activiteit, daarbij wordt VAL-code ‘01’ toegevoegd.
custom clearance.
douane-wegvoeringsexemplaar af aan LI waaruit de douanestatus van de goederen blijkt en ook in welke hoedanigheid LI is opgetreden (dit volgt uit het cijfer tussen vierkante haken vóór haar naam). Voorts verstrekt de Douane aan LI in dat geval een (verzamel)uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) waarop de verschuldigde invoerrechten (en accijns) staan vermeld. LI belast de invoerrechten, accijns en eventuele aanvullende kosten, vóór dan wel na het voldoen van de douaneformaliteiten, met een factuur door aan haar opdrachtgever.
pre-loading listaan haar opdrachtgever, die aan de hand daarvan kan controleren of de goederen die op die lijst vermeld staan, daadwerkelijk moeten worden uitgeslagen. Hierna stelt LI een
pick-up-listop, aan de hand waarvan de goederen worden verzameld. Daarop volgt een globale fysieke inspectie op – met name – kwantitatieve aspecten, waarna lading van de goederen plaatsvindt. Het proces wordt afgesloten met verzending van een
final loading listaan de opdrachtgever.
MHCS-producten worden verwijderd. Bij de decodeerfaciliteit bevinden zich ook een klein kantoor en een opslagcontainer.
picking orderverstrekken aan LI/Flint Logistics met het oog op verplaatsing van goederen naar de decodeerfaciliteit. In het IRVS wordt dan genoteerd dat de goederen uit de opslag zijn gehaald en dat zij zich in de decodeerfaciliteit bevinden. Als de goederen zijn gedecodeerd, wordt er, wederom via het IRVS, een verzoek gedaan om de goederen weer op te halen. In het IRVS wordt, op de wijze als hiervoor onder 3.26 beschreven, genoteerd dat een VAL-activiteit heeft plaatsgevonden.
picking-orders’te geven. Daarbij wordt via het IRVS een te decoderen partij geselecteerd, waarna Flint Logistics die partij aflevert bij het deel van de loods dat Pure Handling van Flint Warehousing huurt. Na het decoderen haalt Flint Logistics de partij weer op om deze elders in de loodsen op te slaan.
JMN
inspection details’ van de producten is vermeld ‘NGD’ (productie EP33). In productie EP38 zijn twee e-mail berichten uit 2012 weergegeven van JMN, verzonden vanaf een persoonlijk emailadres met de extensie @caemklerks.com naar ‘Loendersloot’ en naar de e-mailgroepen logistics.vci en trader.vci, waarin wordt aangekondigd dat grote hoeveelheden MHCS-producten voorzien van een * worden overgebracht van Top Logistics B.V. (hierna: Top Logistics) naar LI. Op blad 1 van die productie wordt vermeld dat het ging om MHCS-producten op douanestatus T2. Op blad 2, waarop ook producten voorzien van het Veuve Clicquot-Merk voorkomen, is niet weergegeven wat de douanestatus van de producten is.
Delicasea
labeling will be done at LOEN’. Op alle in productie 77-II opgenomen inkooporders is een bedrag vermeld voor ‘Opslag labeling/stickering’. De douanestatus van de producten is in geen van deze documenten vermeld. Een voorbeeld van een dergelijk bericht is hieronder opgenomen.
Received at toplog still to clean at Loen’. Op het bericht is achter MHCS-producten met de merken Hennessy, Moët & Chandon en Veuve Clicquot een * opgenomen.
release noticesen
final loading reportsuitgegeven aan Delicasea met betrekking tot producten, die afkomstig zijn van de in de vorige alinea bedoelde klant in de Seychelles (EP108). Achter de producten is de douanestatus AGD vermeld. Het betreft duizenden flessen met de merken Hennessy en Moët & Chandon. Bij alle partijen is zonder uitzondering vermeld; ‘bottle cleaned’. Een voorbeeld is hieronder opgenomen.
LB11
arrival noticesen
(final)loading listsmet betrekking tot opdrachten die LI voor LB11 heeft uitgevoerd in de periode van maart t/m april 2016 (producties EP162a t/m e), waarin het volgende is opgenomen:
- Arrival noticevan LI van 1 maart 2016 voor LB11 met betrekking tot 2400 flessen (à 0,7 liter) met het merk Hennessy afkomstig uit Curaçao en met douanestatus T2/AGD;
- Arrival noticevan LI van 6 april 2016 voor LB11 met betrekking tot 4800 flessen (à 0,7 liter) met het merk Hennessy, afkomstig uit Curaçao en met douanestatus T2/AGD;
- Arrival noticevan LI van 20 april 2016 voor LB11 met betrekking tot 1800 flessen met het merk Veuve Clicquot en met douanestatus T2/AGD, welke partij LB11 heeft gekocht van een Belgisch bedrijf;
- Facturen en een
- Facturen en een
KFW
pro-forma invoicevan Branded Trade B.V., gericht aan KFW van 6 juli 2012, is onder meer het volgende opgenomen (productie EP163A):
release noticevan Top Logistics van 12 augustus 2019, gericht aan KFW, is onder meer opgenomen ‘
bottle cleaned’ (productie EP163B):
LI
e-AD van de verscheping van 782 dozen cognac naar Moldavië via de opslag van Top Logistics nog niet gezuiverd is in het systeem. Bij e-mail van 23 januari 2014 heeft Top Logistics aan [naam 1] een telefoongesprek bevestigd over hoe de e-AD voor referentie 11307449 in het systeem gezuiverd moet worden (productie 147D):
arrival notice(productie 147E) en het
final loading report(productie EP147D) van Top Logistics aan Gibson Union LLP is opgenomen dat de producten gedecodeerd zijn:
Beslagen op Sint Maarten en Curaçao
e-mail werd Caribbean Shipstores (hierna: CSS) genoemd als bron van de Inbreukmakende Flessen.
af ziet van het doen leggen van
vrijwillig toegang verleend tot haar computersystemen, toestemming verleent om relevant
Beslagen ten laste van Loendersloot c.s., Llogs en Pure Handling
track&trace-systeem door Hennessy c.s. geleverd aan Moët & Chandon Singapore en daartoe op T2/AGD aangeleverd bij LI.
Beslagen ten laste van Van Caem c.s.
port of destination: Kenya”. De partijen vermeld in de regels 3 en 5 van het proces-verbaal komen overeen met partijen die volgens de administratie van Hennessy c.s. door haar zijn verkocht aan Lamani Bishop de Spinoza Co. Ltd. te Sierra Leone (hierna: Lamani). Al deze partijen zijn door Hennessy c.s. onder douanestatus T2/AGD aangeleverd in Rotterdam (bij Top Logistics of een andere logistiek dienstverlener).
- het (doen) invoeren in de EER van MHCS-producten,
- het (doen) aanbieden, verkopen, adverteren en/of in voorraad (doen) houden ter verhandeling in de EER van MHCS-producten die niet voor de Europese markt zijn bestemd,
- het (doen) decoderen van MHCS-producten;
- het (doen) aanbieden, verkopen, adverteren en/of in voorraad (doen) houden van gedecodeerde MHCS-producten.
4.ZAAK 17-184 - HET GESCHIL IN CONVENTIE
- voor recht verklaart dat gedaagden inbreuk maken op de Merken (vorderingen B.I en B.II);
- gedaagden verbiedt om in de Unie inbreuk te maken op de Merken (vorderingen B.VI en B.VII);
- voor recht verklaart dat gedaagden onrechtmatig handelen jegens Hennessy c.s. (vorderingen B.III en B.IV)
- gedaagden veroordeelt om te staken en gestaakt te (doen) houden het onrechtmatig handelen bestaande uit
- het (in groepsverband), al dan niet als tussenpersoon, onrechtmatig handelen door het faciliteren van merkinbreuk, in de gehele Unie (vordering B.IX ten aanzien van Loendersloot c.s., Llogs en Pure Handling)
- het verhandelen van niet-communautaire gedecodeerde producten voorzien van de Merken, althans het verhandelen daarvan aan en/of naar landen waar de verhandeling van gedecodeerde (alcoholhoudende) consumptiegoederen niet is toegestaan (vordering B.X ten aanzien van gedaagden 7 t/m 14);
- gedaagden veroordeelt om opgave te doen vanaf 1 januari 2003 (vorderingen B.XIII en B.XIV);
- gedaagden beveelt om de gerechtelijk bewaarder opdracht te geven (sic) de in conservatoir bewijsbeslag genomen administratie ter hand te stellen aan een forensisch accountant
- i) ter controle van de juistheid en volledigheid van de opgave,
- ii) ter vaststelling van de omvang van de inbreuk en
- iii) met het oog op het in kaart brengen van de distributiekanalen van gedaagden en
- iv) met het oog op het vaststellen van de schade van Hennessy c.s. (vordering B.XV)
- gedaagden beveelt een recall te organiseren en mededeling van inbreuk te doen (vordering B.XVI, alleen ten aanzien van gedaagden 7 t/m 14);
- gedaagden veroordeelt tot afgifte ter vernietiging van alle inbreukmakende Hennessy producten, waaronder begrepen de producten die in conservatoir beslag tot afgifte zijn genomen (vorderingen B.XXI en B.XXIII);
- voor recht verklaart dat gedaagden hoofdelijk, per groep (gedaagden 1, 2, 3 en 6 in vorderingen B.XXII en gedaagden 7 t/m 14 in vorderingen B.XXIV ), aansprakelijk zijn voor alle met de vernietiging van de genoemde producten [kennelijk is hier weggevallen ‘
- voor recht verklaart dat gedaagden jegens Hennessy c.s. onrechtmatig gehandeld hebben door onbehoorlijk bestuur van de gedaagden waaraan zij (feitelijk) leidinggeven (vordering B.III);
- gedaagden veroordeelt om ervoor zorg te dragen dat de rechtspersonen waarvan zij bestuurder zijn in de gehele Unie inbreuk op de Merken en/of ieder onrechtmatig handelen jegens Hennessy c.s. staken en gestaakt (doen) houden (vordering B.XI);
5.ZAAK 17-184 - BEVOEGDHEID, PREALABELE WEREN EN BEZWAREN
exceptio obscuri libelli’). De dagvaarding bevat, naar zij aanvoeren, een kluwen aan stellingen en standpunten, hetgeen tot gevolg heeft dat het onvermijdelijk is dat Loendersloot c.s., Llogs en Van Caem c.s. die stellingen en standpunten anders opvatten dan de rechtbank. Door de omvang van de zaak is het onmogelijk verweer te voeren tegen de stellingen en standpunten in de dagvaarding op een manier waarbij rekening is gehouden met alle manieren waarop de rechtbank de dagvaarding kan uitleggen, aldus Loendersloot c.s., Llogs en Van Caem c.s..
hoogstwaarschijnlijk betrokken is bij de verhandeling van Inbreukmakende Flessen aan Krishna”. Hennessy c.s. heeft de voorzieningenrechter op dat punt desbewust verkeerd voorgelicht, aldus Van Caem c.s. Het vervolgens leggen van beslag op basis van een verlof dat aldus onder een valse voorstelling van zaken is verkregen, is naar Curaçaos recht een onrechtmatige daad, hetgeen reeds reden is om alle via dat beslag verkregen informatie als bewijs uit te sluiten, zo besluit Van Caem c.s..
6.ZAAK 17-184 - DE VERDERE BEOORDELING IN CONVENTIE
6.I.A. merkinbreuk, uitputting, gegronde reden, decoderen en gedecodeerde waar
6.I.C. handelen als tussenpersoon in de zin van de Hrl
BVIE-bepalingen worden alleen aangehaald als dat nuttig of nodig is.
in de handel zijn gebracht in de EER’ als bedoeld in art. 15 lid 1 UMVo.
uitsluitend bestemd voor handel buiten de EER’), speelt geen rol bij de beoordeling van uitputting. Overtreding van een contractueel verbod op verkoop binnen de EER staat niet in de weg aan een beroep op uitputting door opvolgende verkrijgers. Een dergelijk oogmerk/een dergelijke contractuele voorwaarde is voor hen immers in de regel niet kenbaar. Het toekennen van belang daaraan strookt niet met de in dit geval vereiste rechtszekerheid en kan leiden tot een ontoelaatbare beperking van het vrije verkeer van goederen. Bij levering door Hennessy c.s. in de EER op douanestatus T2/AGD aan een derde moet het er dan ook voor worden gehouden dat de waar met haar toestemming in de EER op de markt is gebracht in zin van art. 15 lid 1 UMVo. Het feit dat Hennessy c.s. in de EER voor haar waar veelal een hogere prijs kan bedingen dan daarbuiten, zodat zij de economische waarde in de EER van haar merk-product (de ‘EER-waarde’) met verkoop voor export uit de EER in het geval als hier aan de orde maar gedeeltelijk verzilvert, doet daarbij niet ter zake. Het betoog van Hennessy c.s. dat het voor haar zo niet mogelijk is om producten bestemd voor markten buiten de EER ‘on-uitgeput’ aan een derde te leveren binnen de EER en zij daarmee in een nadeliger positie wordt gebracht ten opzichte van partijen die buiten de EER produceren, gaat niet op. Niets belet Hennessy c.s.
MHCS-producten op eigen naam uit te voeren en buiten de EER te leveren.
en uitgedacht systeem[hanteert]
om een eigen geografische prijsstelling (en marktindeling) na die eerste verkoop in stand te houden (ook in de EU !)(…)’ niet toegelicht aan de hand van stukken. Dit had, gelet op de betwisting van Hennessy c.s., wel op haar weg gelegen. Die betwisting komt er op neer dat Hennessy c.s. geen prijsafspraken maakt met haar distributeurs in de EER. Zij heeft in dat verband gewezen op de aanzienlijke verschillen tussen de prijzen die alleen al binnen Frankrijk voor eenzelfde product aan eindgebruikers worden gevraagd. Ook heeft zij toegelicht dat de prijsverschillen tussen de aan consumenten aangeboden MHCS-producten in verschillende lidstaten voor een belangrijk deel te wijten zijn aan accijnsverschillen per land, en niet aan een door Hennessy c.s. gehanteerd beleid om nationale markten af te schermen.
Purchase Order Confirmation’van Van Caem c.s. te tekenen; niet gesteld is dat (het businessmodel van) Hennessy c.s. hier iets mee te maken heeft.
recall-codes in verband met de voedselveiligheid. Dat Hennessy c.s., naast
recall-codes, ook
track&trace-codes aanbrengt achter etiketten, wikkels en/of hulzen, leidt niet tot een ander oordeel.
gedecodeerdeMHCS-producten, dan wel het faciliteren daarvan, kan verzetten, ook als het recht van de merkhouder is uitgeput. Hennessy c.s. voert aan dat zij zich steeds kan verzetten tegen de (verdere) verhandeling van gedecodeerde waar, ook als sprake is van uitgeputte waar, omdat daarvoor gegronde redenen zijn, nu de toestand van die waren, nadat zij in de handel zijn gebracht, gewijzigd of verslechterd is (art. 15 lid 2 UMVo).
recall-codes (productcodes) op MHCS-producten steeds mede achter de etiketten, wikkels en/of hulzen zijn aangebracht en vaak ook op de etiketten zelf (zie 3.17). Ook staat vast dat bij decoderen alle productcodes worden verwijderd (van het glas van de flessen door middel van wegetsen). Dat brengt mee dat het decoderen van MHCS-producten in dit geval steeds gepaard gaat met het verwijderen en het opnieuw aanbrengen van het etiket waarop het merk is aangebracht (‘heretiketteren’), na verwijdering van daarachter aanwezige codes en (zo nodig) van codes op het etiket. Hiertegen kan Hennessy c.s. zich in beginsel verzetten.
MHCS-producten met die douanestatus, tenzij zij omstandigheden stelt en onderbouwt waaruit volgt dat is voldaan aan het hiervoor genoemde ‘Class-criterium’. Het betoog van Hennessy c.s. dat voorbehouden handelingen met gedecodeerde waar of het decoderen van MHCS-producten met douanestatus T1 onder geen beding is toegestaan, gaat er ten onrechte van uit dat zij zich met een beroep op haar Uniemerken wereldwijd kan verzetten tegen handel in gedecodeerde MHCS-producten, ook wanneer die handelingen vanwege de
T1-douanestatus van de goederen worden geacht niet in (de vrije markt van) de Unie plaats te vinden. Dat strookt niet met het hiervoor weergegeven stelsel van merkenrechtelijke bescherming op grond van de UMVo.
recall,aangetast. Bovendien zouden consumenten de onjuiste indruk kunnen hebben van het bestaan van een economische band tussen de merkhouder en de wederverkopers (Van Caem c.s.).
red flags) van belang. Ook van belang zijn de mogelijkheden (bijvoorbeeld maatregelen) die de dienstverlener ten dienste staan om merkinbreuk te beëindigen en (verdere) inbreuk voorkomen. Het, na in kennis te zijn gesteld of anderszins kennis hebben van een concrete inbreuk, niet aanwenden van deze mogelijkheden, kan onder omstandigheden onrechtmatig zijn jegens de merkhouder.
– naar gedaagden met juistheid aanvoeren – in de regel, zonder bijkomende omstandigheden, dus onvoldoende zal zijn. Het komt aan op wat de merkhouder in het concrete voorliggende geval in redelijkheid kan verwachten van de dienstverlener die diensten verleent aan derden die inbreuk maken op de rechten van de merkhouder. Bij de bepaling van hetgeen de dienstverlener redelijkerwijs moest begrijpen kunnen de hem kenbare en te onderkennen aanwijzingen voor merkinbreuk (
red flags) van belang zijn. Ook de gerechtvaardigde belangen van de merkhouder spelen een rol.
red flagskunnen worden aangemerkt het feit dat producten gedecodeerd zijn of kenmerken hebben die erop duiden dat deze niet bestemd zijn voor verhandeling in de Unie (niet-Unie-producten, zie 3.18). Aan de stelling van Hennessy c.s. dat zij een groot aantal sub-merknamen vrijwel uitsluitend buiten de EER op de markt brengt (zie 3.19), kunnen geen conclusies worden verbonden, nu zij deze sub-merk-producten, naar eigen zeggen, ook zelf – zij het in kleine hoeveelheden – op de markt brengt in de EER.
ultimum remedium, in die zin dat hier alleen aan wordt toegekomen wanneer de inbreukmaker zelf niet kan worden aangesproken.
(doen) decoderen
(doen) invoeren en (weder)uitvoeren
buitende Unie) geen afbreuk kan doen aan de functies van het merk. Voor zover sprake is van uitgeputte waar ten aanzien waarvan sprake is van een gegronde reden, herleeft het merkrecht slechts gedeeltelijk, te weten alleen met betrekking tot daadwerkelijke verhandeling van de waar in de EER, aldus nog steeds Van Caem c.s.
MHCS-goederen afzonderlijke voorbehouden handelingen zijn. Wanneer dit zonder toestemming van de merkhouder gebeurt, is sprake van merkinbreuk (art. 9 lid 3 aanhef en sub c UMVo), ongeacht of de goederen in de Unie in de handel worden gebracht. Dit is slechts anders wanneer Van Caem c.s. met succes een beroep kan doen op uitputting. Wanneer sprake is van producten die, al dan niet terwijl zij douanestatus T2/AGD hadden, gedecodeerd zijn (zoals bij alle partijen als hier aan de orde het geval is), kan Hennessy c.s. zich als merkhouder, ongeacht eerdere uitputting, tegen invoer en (weder)uitvoer verzetten. Anders dan Van Caem c.s. aanvoert, is er geen reden om aan te nemen dat de merkrechten in het geval van wederinvoer van
uitgeputtegedecodeerde waar, uitsluitend ter wederuitvoer, maar beperkt ‘herleven’. De rechtbank volgt Van Caem c.s. niet in haar standpunt dat de passage ‘
verdere verhandeling van de waren’in art. 15 lid 2 UMVo beperkt moet worden opgevat, en uitsluitend betekent het (opnieuw) ‘in de handel brengen’ van de waar (in de EER) als bedoeld in art. 9 lid 3 aanhef en sub b UMVo. Noch de tekst, noch de totstandkomingsgeschiedenis van de MRl [41] , waarop deze passage is gebaseerd, noch de jurisprudentie bieden een aanknopingspunt voor deze beperkte uitleg. De uitputtingsregel uit art. 15 lid 1 UMVo vormt een uitzondering op de hoofdregel van aan de merkhouder voorbehouden handelingen van art. 9 lid 2 UMVo. Een beroep op die uitputtingsuitzondering slaagt niet, wanneer de merkhouder zich daartegen met succes verzet vanwege ‘gegronde redenen’ in de zin van art. 15 lid 2 UMVo. Voor zover het daarbij gaat om gedecodeerde waar, is ook voldaan aan de functieleer (zie 6.27).
bottle cleaned’) MHCS-producten op douanestatus T2/AGD uit dezelfde periode, afkomstig van dezelfde partij [bedrijf 1] . Dit bevestigt de door Van Caem c.s. beschreven praktijk van inkoop buiten de EER, invoer, decoderen en wederuitvoer.
aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad hebben
MHCS-goederen in de Unie zijn aan de merkhouder voorbehouden handelingen (art. 9 lid 3 aanhef en sub b UMVo). Dit is slechts anders wanneer sprake is van toestemming van de merkhouder of wanneer met succes een beroep kan worden gedaan op uitputting van de goederen.
MHCS-merken, nu die producten niet door of namens haar in de EER in de handel zijn gebracht. Van Caem c.s. heeft dit uitsluitend betwist met een uitputtingsverweer in algemene bewoordingen. Dat kan haar niet baten. Met betrekking tot niet-gedecodeerde MHCS-producten, kan een uitputtingsverweer van Van Caem c.s. slechts slagen wanneer per specifiek(e partij van) product(en) kan worden vastgesteld dat deze vóór de verweten handelingen reeds waren uitgeput in de EER en de toestand van de waar nadien niet is veranderd. Nu Van Caem c.s. niet per product of partij aan de hand van een ‘
paper trail’ heeft gesteld dat de betreffende waar door of met toestemming van Hennessy c.s. voor het eerst in de EER in de handel is gebracht, gaat de rechtbank aan het uitputtingsverweer voorbij.
nietvoor het eerst in de EER heeft geleverd. Daarmee stelt Van Caem c.s. te hoge eisen aan de stelplicht met betrekking tot inbreuk. Een nadere onderbouwing door Hennessy c.s. van de douanestatus ten tijde van de eerste levering is pas aan de orde wanneer Van Caem c.s. uitputting – waarvan op haar de stelplicht en bewijslast rust – voldoende gemotiveerd ten aanzien van een concreet verweten inbreukmakende handeling heeft gesteld, in die zin zij aannemelijk maakt dat de keten sluitend is met uitzondering van de douanestatus waarop door Hennessy c.s. aan de eerste afnemer is geleverd. Nadat daaraan is voldaan, is het vervolgens aan Hennessy c.s. om, onderbouwd met stukken, bij wijze van verweer aan te voeren dat zij
nietvoor het eerst in de EER heeft geleverd, met inachtneming van hetgeen daarover hiervoor in 6.11 t/m 6.13 is overwogen. Een ander oordeel zou er op neer komen dat Hennessy c.s. uitputting moet bewijzen.
pro forma invoice’van Branded Trade aan KFW van 6 juli 2012 met als ‘
delivery address’ Top Logistics, zie 3.57 en een ‘
release notice’ gedateerd 12 augustus 2019 van Top Logistics gericht aan klant KFW, afkomstig van klant Spirits Bay, zie 3.58. Beide stukken hebben betrekking op gedecodeerde (‘
bottle cleaned’) champagne. In akte (iii) zijn deze documenten gepresenteerd als verschillende aan KFW verweten handelingen in 2012 en 2019. Tijdens de zitting heeft Hennessy c.s. haar standpunt echter gewijzigd en het volgende betoogd (pleitaantekeningen 93):
release notice’. Die onduidelijkheid leidt ertoe dat Hennessy c.s., op wie ter zake de stelplicht rust, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat inbreuk is gemaakt.
MHCS-producten die zijn opgeslagen bij in Nederland gevestigde logistiek dienstverleners, zoals Top Logistics en LI, rusten op Hennessy c.s.. In de loodsen van die dienstverleners kunnen de goederen op douanestatus T1 of T2/AGD zijn opgeslagen (zie 3.20). Dat brengt mee dat Hennessy c.s. de inbreuk, waaronder de douanestatus ten tijde van decoderen, invoer, uitvoer, aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad hebben, voldoende gemotiveerd zal moeten stellen. Weliswaar mogen aan de onderbouwing ter zake niet al te hoge eisen worden gesteld omdat de informatie over de douanestatus ten tijde van de opslag zich in het domein van de gedaagden bevindt, maar Hennessy c.s. haalt ook die lage lat niet. Zij heeft immers verdedigd dat ook met gedecodeerde MHCS-producten die zich enkel op het grondgebied van een lidstaat bevinden, maar niet zijn ingevoerd (goederen met douanestatus T1), inbreuk wordt gemaakt op haar merkrechten. Waar zij omtrent de douanestatus van specifieke partijen niets heeft gesteld, zoals in een feitelijke constellatie die zich voordoet bij de als productie EP61a overgelegde
intercompanyinkooporders, heeft zij niet voldaan aan haar stelplicht.
‘stock lists’) waarop geen prijzen zijn vermeld en waaruit niet blijkt dat deze voor derden bestemd zijn, niet, althans niet zonder nadere toelichting, die ontbreekt, worden aangemerkt als een aanbod. De rechtbank gaat daarom voorbij aan dergelijke prijslijsten.
- worden aangeboden op uitsluitend douanestatus T1 en
- deze uitsluitend bestemd zijn voor de niet-EER markt en niet in de Unie worden aangeboden/verkocht.
Products marked with * = T1 products / no EU-sales. Die prijslijst, waarop de naam van VCKG is vermeld, is het enige concrete verwijt dat Hennessy c.s. aan VCKG maakt. Dit brengt mee dat inbreukmakend dan wel onrechtmatig handelen van VCKG, opgericht op 30 december 2014 niet kan worden vastgesteld.
aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad hebben’ zijn alternatieven die afzonderlijk inbreukmakend (kunnen) zijn en niet uitsluitend in combinatie. Het enkele aanbod van inbreukmakende producten op de vrije markt in de Unie, is al een voorbehouden handeling. Voor vaststelling van de schade is uiteraard wel van belang of daadwerkelijk, al dan niet uit voorraad, in de EER is geleverd naar aanleiding van het aanbod.
het gebruik van de Merken in stukken voor zakelijk gebruik en in advertenties
We work together with the most dedicated producers across Europe (…), putting us in a prime position to always be able to supply the most demanded wines in the international market’. Hennessy c.s. heeft dan ook een gegronde reden om zich tegen dit gebruik te verzetten. Nu de website door de VCK-groep als geheel wordt gebruikt, zijn die uitingen ook toe te rekenen aan alle werkmaatschappijen.
slotsom vastgesteld inbreukmakend handelen door Van Caem c.s.
de aan LI verweten handelingen
decoderen
- De in 3.48 en 3.50 bedoelde orders uit de periode van 2 februari 2012 t/m 23 januari 2014 waar achter de MHCS-producten voorzien van de merken Hennessy, Dom Perignon, Moët & Chandon en Glenmorangie ‘CLEANLOEN’ is vermeld (productie EP48) en de in productie EP47d vermelde partijen met de merken Hennessy, Moët & Chandon en Veuve Clicquot (genoemd in 3.54). Met betrekking tot deze producten is hiervoor in 6.51 vastgesteld dat deze in de Unie zijn ingevoerd (op douanestatus T2/AGD) teneinde weer uit te worden gevoerd. Gelet op de vermelding ‘CLEANLOEN’ dan wel ‘
- De in 3.51 genoemde partijen voorzien van de merken Moët & Chandon en Hennessy en met douanestatus T2/AGD die in opdracht van Delicasea in april 2013 zijn overgebracht van Top Logistics naar ‘Loen’, met de vermeldingen ‘T2 CLEAN LOEN’ en ‘Goederen met * moeten nog gecleaned worden’ (productie EP47C).
- De in een vergelijkbaar bericht omtrent verkoop van 2 mei 2013 in 3.52 genoemde partijen voorzien van het merk Hennessy met douanestatus T2/AGD en met de vermelding ‘CLEANLOEN’ (productie EP47B).
het onder LI gelegde afgiftebeslag
- i) MHCS-producten voorzien van de merken Belvedere Vodka, Hennessy en Moët & Chandon (regelnummers 2 t/m 4, 6, 8 t/m 10, 12, 13, 19 t/m 30, 32 en 33 in de tabel);
- ii) MHCS-producten voorzien van het merk Moët & Chandon die op het moment van beslaglegging gedecodeerd waren en douanestatus T2/AGD hadden, welke producten op douanestatus T1 bij LI zijn binnengekomen (regelnummers 1, 5, 7 en 11 in de tabel);
- iii) MHCS-producten voorzien van de merken Hennessy en Moët & Chandon die op het moment van beslaglegging met douanestatus T2/AGD en gedecodeerd zijn aangetroffen en die op douanestatus T2/AGD bij LI zijn binnengekomen (regelnummers 14 t/m 18, 31 en 34 t/m 37 in de tabel).
andere aan LI verweten gedragingen
slotsom vastgesteld onrechtmatig handelen door LI
de verwijten jegens Flint Logistics en Flint Warehousing
picking listvan Top Logistics, is sprake van ‘Flint’, maar Loendersloot c.s. hebben gemotiveerd toegelicht, dat hiermee LI wordt bedoeld, wat door Hennessy c.s. niet meer is weersproken.
MHCS-producten te (doen) decoderen. Dit echter is gebaseerd op niet gesubstantieerde vermoedens van Hennessy c.s.. Er is door Hennessy c.s. geen enkel aanknopingspunt aangedragen op basis waarvan als vaststaand kan worden aangenomen dat Pure Handling iets anders deed en doet dan hetgeen volgt uit de onder 3.33 tot en met 3.35 weergegeven feiten. Uit die feiten komt naar voren dat Pure Handling niet zelf decodeert en daar ook geen opdracht toe geeft. Zij stelt alleen tegen betaling de decodeerfaciliteit (met inbegrip van materialen en door haar geregelde uitzendkrachten) ter beschikking aan derden. Als vaststaand moet daarom worden aangenomen dat Pure Handling zelf geen merkinbreukmakende activiteiten heeft ontplooid.
- worden aangestuurd door dezelfde (middellijk) bestuurders;
- gebruik maken van dezelfde werknemers, die ondergebracht zijn in één vennootschap;
- gebruik maken van dezelfde website voor het aanbieden van producten aan derden;
- producten voorzien van dezelfde productcodes;
- aanbiedingen doen in dezelfde e-mailgroepen (zoals trader.vci en logistics.vci);
- gebruik maken van dezelfde klantcodes;
- hetzelfde administratiesysteem gebruiken voor het bijhouden van de opslag, aankoop en verkoop van producten;
- dezelfde algemene voorwaarden hanteren en
- dezelfde in- en verkoopdocumentatie gebruiken.
- i) een verklaring voor recht dat zij jegens Hennessy c.s. onrechtmatig hebben gehandeld vanwege onbehoorlijk bestuur;
- ii) een gebod om ervoor te zorgen dat de rechtspersonen waarvan zij (indirect) bestuurder zijn in de gehele Unie inbreuk op de Merken en/of ieder onrechtmatig handelen jegens Hennessy c.s. staken en gestaakt (doen) houden en
- iii) een verklaring voor recht dat zij (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor alle schade die Hennessy c.s. heeft geleden en nog lijdt en die het gevolg is van het inbreukmakende c.q. onrechtmatige handelen (in groepsverband) (zie 4.1).
faciliteert,onzorgvuldig handelt jegens de merkhouder, door het actief faciliteren van die merkinbreuken niet te verhinderen en/of daaraan persoonlijk mee te werken.
verboden en verklaringen voor recht
opgave
Inbreukmakende MHCS-producten:
allerelevante documenten. Het doel van de verstrekking van kopieën van documenten is het verstrekken van bewijsstukken waaruit de juistheid van de opgegeven gegevens blijkt. Volstaan kan dan ook worden met het verschaffen van voldoende documenten om de juistheid van de opgave te kunnen verifiëren.
- MHCS-producten waarvan in dit vonnis is vastgesteld dat daarmee inbreukmakend is gehandeld (zie 6.51, 6.53, 6.54, 6.57, 6.58, 6.61 en 6.67)en
- gedecodeerde MHCS-producten bedoeld in de definitie van Inbreukmakende MHCS-producten aanhef en onder 1 (zie 6.131) en
- niet-Unie MHCS-producten die vallen onder de definitie van Inbreukmakende MHCS-producten aanhef en onder 2 (zie 6.131).
niet-gedecodeerde niet-uitgeputteInbreukmakende MHCS-producten die
geen niet-Unieproducten zijn als omschreven in 3.18 (niet-Unie producten) wordt de uitvoering van het opgavebevel opgeschort totdat dat bevel in kracht van gewijsde is gegaan.
recall en afgifte voorraden en teruggenomen producten
winstafdracht
naastschadevergoeding. Waar het Nikolajeva-arrest (in r.o. 54) een uitleg geeft aan art. 13 lid 1 Hrl, betreft dat een uitleg van de verplichting aan de lidstaten om het recht op schadevergoeding in hun nationale wetgeving op te nemen. Het Nikolajeva-arrest betreft daarmee de uitleg van art. 2.21 lid 1 en lid 2 BVIE, niet de uitleg van het vierde lid van dat artikel. De rechtbank wijst het betoog van Hennessy c.s. dat het Nikolajeva-arrest dwingt tot een aangepaste uitleg van het begrip kwade trouw in art. 2.21 lid 4 BVIE dan ook van de hand. Dat betekent dat de rechtbank uitgaat van de bestaande jurisprudentie in de Benelux, op grond waarvan voor winstafdracht is vereist dat de inbreuk te kwader trouw is gepleegd.
schadevergoeding
proceskosten
bailiff fees’) al dan niet nader omschreven met ‘werkzaamheden’. Daarnaast staan op de algemene specificatie koeriers- en vertaalkosten en griffierecht vermeld. De voor de zaak tegen Van Caem c.s. afzonderlijk gespecificeerde verschotten (€ 66.905,-) betreffen uitsluitend facturen van DigiJuris voor werkzaamheden en bewaring datadragers. De bij de algemene verschotten opgevoerde hoge deurwaarderskosten zijn niet toegelicht. De rechtbank gaat ervan uit dat die verschotten zien op dan wel verband houden met het ten laste van LB11 gelegde afgiftebeslag en het ten laste van Van Caem c.s. gelegde bewijsbeslag en de ten laste van andere partijen gelegde beslagen. Gelet op de hierna weergegeven uitkomst in reconventie, waarbij wordt geoordeeld dat de beslagen moeten worden opgeheven, komen de beslagkosten en alles wat daar mee verband houdt niet voor vergoeding in aanmerking. Dat geldt ook voor de verschotten die Hennessy c.s. in conventie heeft gespecificeerd voor Van Caem c.s. afzonderlijk, nu die uitsluitend bestaan uit de door DigiJuris in rekening gebrachte (bewaar)kosten met betrekking tot de in bewijsbeslag genomen bescheiden. Dat betekent dat, naar de rechtbank uit de specificatie kan opmaken, alleen koeriers- en vertaalkosten voor vergoeding in aanmerking komen. Die kosten zijn niet apart gespecificeerd. De rechtbank schat die kosten op € 1.000, waarvan 50% wordt toegerekend aan Van Caem c.s., en daarvan 3/7, te weten (afgerond) € 215,-, aan de Werkmaatschappijen. Het griffierecht (van € 618,-) komt ook voor vergoeding in aanmerking. Daarvan wordt € 154,50 (een kwart van het door Hennessy c.s. betaalde bedrag) toegerekend aan de zaken tegen de Werkmaatschappijen. Tot slot komen de kosten van betekening van de dagvaarding aan deze partijen (€ 96,57) ook voor vergoeding in aanmerking. De totale proceskosten van Hennessy c.s. in de zaken tegen de Werkmaatschappijen komen daarmee op € 60.466,07.
schadevergoeding en winstafdracht
opgave
- 22 november 2009 voor de Merken Hennessy en (Moët &) Chandon;
- 16 augustus 2012 voor de Merken Glenmorangie en Dom Perignon;
- 11 februari 2013 voor het Merk Veuve Clicquot.
service fee) minus de in dit verband gemaakte kosten en verschuldigde belastingen. De vordering zal aldus worden toegewezen. De dwangsom voor de opgave zal worden toegewezen, enigszins gematigd. Voorts zal aan het totaal van te verbeuren dwangsommen een maximum worden verbonden.
afgifte
proceskosten
exhibitie-vordering Hennessy).
- de juistheid en volledigheid van de hiervoor bedoelde opgave na te gaan,
- de omvang van de inbreuk op de Merken na te gaan,
- de distributiekanalen in kaart te brengen met betrekking tot de verhandeling van Inbreukmakende MHCS-producten en het verlenen van Onrechtmatige Dienstverlening, en
- haar schade vast te kunnen stellen.
fishing expeditions, aan de in lid 1 van art. 843a Rv neergelegde (vier) voorwaarden gebonden. Op grond van dit artikellid kan degene die daarbij (a) rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van (b) bepaalde bescheiden (c) aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorganger partij is, (d) van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
fishing expeditiontegen KFW, nu onvoldoende bepaald is waarover en over welke periode inzage zou moeten worden gegeven.
het geschil
exhibitie-vordering Van Caem), stellende dat zij belang heeft bij inzage in stukken waarin informatie is vervat die Hennessy c.s. heeft verkregen door het onrechtmatig delen van informatie, waaronder lotnummers, met haar ten onrechte bij het afgiftebeslag aanwezige werknemers.
exhibitie-vordering Van Caem
afgiftebeslag
track&trace-resultaten (productie EP78) volgt dat Hennessy c.s. de betreffende producten op douanestatus T2/AGD heeft geleverd aan de logistiek dienstverlener voor export naar een buiten de EER gevestigde derde partij. In de stukken staat achter ‘
sold to’ de logistiek dienstverlener vermeld. LB11 heeft er terecht op gewezen dat dit er op lijkt te wijzen dat op douanestatus T2/AGD, en derhalve merkenrechtelijk binnen de EER, aan een derde is geleverd, zodat de waar is uitgeput. Dat Hennessy c.s. die levering heeft gedaan met de bedoeling en de afspraak dat die producten zouden worden uitgevoerd uit de Unie, is niet van belang en voor derden niet kenbaar. Hennessy c.s. heeft in reactie op het verweer van LB11 geen stukken overgelegd om een en ander te ontkrachten. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat sprake is van uitgeputte waar; inbreuk kan niet worden vastgesteld. Dit brengt mee dat de vordering tot opheffing van het afgiftebeslag dat op 30 augustus 2016 ten laste van LB11 is gelegd, wordt toegewezen. Aan de overige grondslagen voor opheffing van het afgiftebeslag wordt niet toegekomen. De afweging van belangen van partijen, in het bijzonder het feit, aan de ene kant, dat opheffing onomkeerbaar is en derhalve niet kan worden teruggedraaid in geval het oordeel over de inbreuk in een eventueel hoger beroep anders uitvalt, en aan de andere kant het relatief geringe aantal beslagen MHCS-producten, zodat dit niet zwaar drukt op LB11, brengt mee dat de opheffing van het beslag niet uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard.
bewijsbeslag
Proceskosten
het geschil
exhibitie-vordering Pure Handling), Hennessy c.s. beveelt om afschrift te verstrekken van, kort gezegd, informatie die de twee werknemers van Hennessy c.s. die bij de beslaglegging aanwezig waren hebben doorgebeld (of ge-e-maild) [aan Hennessy c.s., rechtbank] tijdens de beslagleggingen op 30 en 31 augustus 2016 en informatie over de voorbereiding van het beslag, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Hennessy c.s. in de proceskosten op de voet van art. 1019h Rv.
de exhibitie-vordering Pure Handling
bewijsbeslag
proceskosten
9.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING IN DE VRIJWARINGSZAKEN
10.DE BESLISSING IN ZAAK 17-184
het incident ex art. 223 Rv (tegen alle gedaagden)
het exhibitie-incident Van Caem
het exhibitie-incident Pure Handling
in het bevoegdheidsincident van [naam 1] (incident 1)
in het vrijwaringsincident van [naam 2] en [naam 3] (incident 2)
in het vrijwaringsincident van LB11 (incident 3)
in de door Beta Logistics opgeworpen incidenten tot wijziging van petita en vrijwaring (incident 5)
- aan de zijde van Flint Logistics, Flint Warehousing en Llogs tezamen op € 21.925,39;
- aan de zijde van VCKG, BFD, KFW en Brands Collection tezamen op € 40.353,14;
- aan de zijde van Beta Logistics op € 10.931,60 en
- aan de zijde van [naam 2] en [naam 3] tezamen op € € 2679,-.,
niet-gedecodeerde, niet uitgeputteInbreukmakende MHCS-producten die geen kenmerken hebben waaruit valt af te leiden dat de producten niet bestemd zijn voor de EER, als bedoeld in 6.136;