ECLI:NL:HR:2008:BC7429
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Inbreuk op merkrechten en bewijslastverdeling in het kader van uitputting van merkrechten
In deze zaak gaat het om een inbreukactie van de merkhouder en licentiehouder Lancaster c.s. tegen de exploitant van een internetwinkel die cosmeticaproducten aanbiedt. De zaak is gestart met een dagvaarding op 30 oktober 2000 door Lancaster c.s. tegen de verweerders, waarbij zij vorderden dat de verweerders zouden worden verboden inbreuk te maken op hun merkrechten en exclusieve licentierechten. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft in een tussenvonnis van 1 oktober 2003 Lancaster c.s. toegelaten tot bewijslevering, maar heeft in een eindvonnis van 21 juli 2004 de vordering afgewezen en het beslag opgeheven. Lancaster c.s. hebben hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft op 7 november 2006 de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd.
Lancaster c.s. hebben vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op 18 april 2008 het arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte de bewijslast bij Lancaster c.s. had gelegd, terwijl de verweerders zich op de uitputting van het merkrecht beroepen. De Hoge Raad benadrukte dat de bewijslast in dit geval bij de verweerders ligt, die moeten aantonen dat de producten door of met toestemming van Lancaster c.s. buiten de Europese Economische Ruimte (EER) in de handel zijn gebracht.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de bewijslastverdeling in merkrechtszaken, vooral in situaties waarin de uitputting van merkrechten aan de orde is. De beslissing benadrukt dat de merkhouder in beginsel moet bewijzen dat de producten buiten de EER zijn verhandeld, maar dat de verweerder moet aantonen dat de producten binnen de EER zijn verhandeld met toestemming van de merkhouder. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van Lancaster c.s. begroot op € 465,50 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.