Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 september 2017, tevens houdende een provisionele vordering;
- de akte overlegging producties van LB11, met producties 1 tot en met 7, (waaraan nadien een vergeten pagina is toegevoegd);
- de akte overlegging producties van Hennessy c.s., met producties 1 tot en met 5;
- de nadere akte, tevens voorwaardelijke vermeerdering van eis van LB11;
- de akte houdende aanvullende productie tevens houdende bezwaar tegen de voorwaardelijke vermeerdering van eis van Hennessy c.s., met productie 6;
- de e-mail van 11 oktober 2017 van Hennessy c.s. met daarin de tussen partijen gemaakte proceskostenafspraak;
- de mondelinge behandeling gehouden op 12 oktober 2017;
- de pleitnota’s van LB11 en Hennessy c.s.
2.De feiten
9.3. Aangezien de aanbiedingen van productie 35 en 36 inhoudelijk van elkaar verschillen, is duidelijk dat VCKG in de periode maart - mei 2016 deze inbreukmakende Hennessy Producten verkocht heeft.
5.2. beveelt LB11 om binnen 10 weken na betekening van dit vonnis aan de advocaat van Hennessy c.s. een afschrift te verstrekken van de in 4.29 vermelde bescheiden vanaf 1 januari 2016 tot en met de dag van betekening van dit vonnis, waarbij LB11 deze bescheiden kan ontdoen van vertrouwelijke bedrijfsgegevens die geen verband houden met de in 4.24 tot en met 4.27 als aannemelijk beoordeelde merkinbreuk door deze informatie zwart te maken alvorens het gevraagde afschrift te verstrekken en veroordeelt LB11 om te gedogen dat een door Hennessy c.s. aan te wijzen onafhankelijke derde de juistheid en volledigheid van de door LB11 verstrekte afschriften nagaat in de ten laste van LB11 in conservatoir bewijsbeslag genomen informatie;
4.20. Hennessy c.s. stellen daarnaast dat LB11 inbreuk maakt op haar merkrechten door het gebruik van de Hennessy-merken in prijslijsten van maart-april en mei-juni 2016 (zie 2.20 en 2.21)[voorzieningenrechter: Prijslijsten 1 en 2]
en het invoeren, verhandelen en daartoe in voorraad houden van de in die prijslijsten vermelde goederen. LB11 heeft verklaard dat deze prijslijsten van haar afkomstig zijn en zij heeft niet betwist dat deze lijsten zijn verstrekt aan een in de EER gevestigde handelaar, zodat daarvan zal worden uitgegaan. Dat de in deze lijsten vermelde Hennessy- merken zijn gebruikt in stukken voor zakelijk gebruik is evenmin betwist. Het verweer van LB11 dat dergelijk gebruik alleen een inbreuk behelst, indien (verhandeling van) de onderliggende goederen inbreuk maakt, kan niet worden gevolgd. Gebruik in zakelijke stukken kan immers inbreukmakend zijn ongeacht of er een daadwerkelijke voorraad is, als het gebruik plaats vindt ter onderscheiding van waren van LB11. Bij het gebruik op prijslijsten die dienen voor de verkoop van producten door LB11 is daarvan naar voorlopig oordeel sprake.
werden gebruikt, door te betogen dat het prijslijsten van LB11 waren. Alhoewel Hennessy c.s. vervolgens pas ter zitting heeft gesteld dat deze prijslijsten een inbreuk van LB11 vormden, zal de voorzieningenrechter (in afwijking van hetgeen is overwogen in 4.6) deze stelling bij de beoordeling betrekken. LB11 kon immers voorzien dat Hennessy c.s. naar aanleiding van haar eigen verweer deze stelling zou gaan innemen en heeft dat ook voorzien. In de akte heeft zij alvast betwist dat zij inbreuk maakte.
volgt voorshands dat LB11 in de periode tussen maart en mei 2016 van alle Hennessy-merken producten in voorraad heeft gehad, heeft ingekocht en verkocht. Volgens LB11 gaat het daarbij óf om transito-goederen of om uitgeputte goederen, zodat van inbreukmakende handelingen geen sprake is geweest. Zij heeft deze verweren echter niet met stukken onderbouwd en betoogt dat zij daartoe ook niet gehouden is, omdat het eerst aan Hennessy c.s. is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat er sprake is van een voorbehouden handeling. Volgens VCKG draagt Hennessy c.s. daarbij ook de bewijslast dat de goederen in de EU in het handelsverkeer zijn gebracht of noodzakelijkerwijs worden gebracht en dat er (derhalve) geen sprake is van transito-goederen.
4.3. Voor zover Hennessy c.s. haar verbodsvorderingen gebaseerd heeft op de gestelde inbreuk met betrekking tot de op 30 augustus 2016 ten laste van LB11 in beslag genomen partijen Hennessy-producten (zie 2.25) en de prijslijsten over maart-april en mei-juni 2016 (zie 2.20 en 2.21) is het vereiste spoedeisend belang aanwezig. Hetzelfde geldt voor de stocklist gedateerd op januari 2017 (zie 2.12), voor zover aangenomen kan worden dat die stocklist ook is gebruikt omstreeks of na de datum van datering, wat door JMN[voorzieningenrechter: een andere gedaagde in de procedure die leidde tot het kortgedingvonnis]
wordt betwist. Voor zover de stakingsvorderingen zien op andere handelingen die vóór 2016 hebben plaatsgevonden, ontbreekt het spoedeisend belang in de zin dat die handelingen niet meer zelfstandig een verbod rechtvaardigen. Zij kunnen wel worden betrokken bij de beoordeling met betrekking tot bijvoorbeeld de duur of de omvang van een recentere inbreuk.
1. Tot uitgangspunt wordt genomen: LB11’s voorraad per de data van verzending van de betreffende prijslijsten van waren waarop een van de in het vonnis genoemde merken is aangebracht (d.w.z. ook waren met een van de MHCS-merken in een productvariant die niet in de prijslijsten wordt genoemd).
Dit is een geschilpunt nu MHCS zich op het standpunt stelt dat alle documenten tav mogelijk voorbehouden handelingen verricht tussen 1 januari 2016 t/m de datum van betekening van het vonnis tot uitgangspunt genomen moet worden met betrekking tot de producten voorzien van de betreffende merken. Anders dan LB11, meent MHCS dus dat het niet alleen om het in voorraad houden gaat, maar ook om andere voorbehouden handelingen, zoals gebruik van de merken in zakelijke stukken/verwijderen- aanbrengen van merken/aanbieden/in voorraad houden ter verhandeling.]
Dit is een geschilpunt nu MHCS zich op het standpunt stelt dat deze beperking niet in het vonnis gelezen kan worden, en LB11 in het kort geding ook overigens niet het verweer heeft gevoerd dat de exhibitie aldus beperkt zou moeten worden. Daarbij geldt dat er volgens MHCS niet per se geen sprake is van niet-inbreukmakend handelen indien de waren op T1 en/of buiten het grondgebied van de EU zijn gebleven.]
Opmerking vooraf: MHCS is bereid het aantal soorten documenten te beperken indien die LB11 duidelijk kan maken dat die niet nodig zijn om de vermoede voorbehouden handelingen te reconstrueren.]
Dit is een geschilpunt nu MHCS zich op het standpunt stelt dat in beginsel afschrift moet worden verstrekt van alle bescheiden die verband houden met de vermoede transacties, en derhalve ook afschrift van de volgende bescheiden moet worden verstrekt:
Dit is een geschilpunt nu MHCS zich op het standpunt stelt dat in beginsel afschrift moet worden verstrekt van alle bescheiden die verband houden met de vermoede transacties. Indien onderdeel van de verkooptransactie is dat LB11 de invoerkosten (verband houdende met de verandering van douanestatus T1 naar T2 of vrij), gaat MHCS er vanuit dat ook afschriften worden verstrekt van de documenten die daar betrekking op hebben. Verder wenst MHCS afschrift van de volgende bescheiden moet worden verstrekt:
3.Het geschil
4.De beoordeling
Uit een vergelijking[van Prijslijst 1 en Prijslijst 2, voorzieningenrechter]
volgt voorshands dat LB11 in de periode tussen maart en mei 2016 van alle Hennessy-merken producten in voorraad heeft gehad, heeft ingekocht en verkocht.” Daaruit valt op te maken dat de voorzieningenrechter de prijslijsten heeft vergeleken en verschillen heeft geconstateerd.
LB11 heeft echter nagelaten om haar verweer, dat het bij de transacties die uit de prijslijsten zijn af te leiden telkens gaat om T1-goederen of om uitgeputte goederen, met stukken te onderbouwen.(...)
Dat betekent dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat het bij de betreffende transacties ging om transito-goederen of uitgeputte goederen, zodat de inbreuk voldoende aannemelijk is.” Vervolgens is een (verdergaand) verbod opgelegd, dat neerkomt op een inbreukverbod dat niet enkel ziet op het gebruik van de Hennessy-merken in (lijsten als) Prijslijst 1 en 2, maar ook op transacties die uit (het verschil tussen) Prijslijst 1 en 2 zijn af te leiden.
Uit het voorgaande volgt dat aan het voor exhibitie vereiste redelijk vermoeden van inbreuk met betrekking tot de in deze prijslijsten vermelde partijen ook is voldaan. Voorts is bij deze prijslijsten sprake van relatief recente transacties, zodat Hennessy c.s. nog een spoedeisend belang heeft bij exhibitie daarvan, omdat de betreffende goederen zich mogelijk nog in het handelsverkeer bevinden. De gevorderde exhibitie jegens LB11 is derhalve toewijsbaar voor zover het gaat om bescheiden die betrekking hebben op de in de betreffende prijslijsten vermelde partijen goederen.”
- De vraag of LB11 dwangsommen verbeurt indien zij geen bescheiden overlegt met betrekking tot transacties die op T1 of geheel buiten de EU hebben plaatsgevonden;
- De temporele afbakening van de over te leggen bescheiden;
- De aard van de te verstrekken bescheiden.
haar activiteiten nagenoeg altijd gebruik maakt van opslaglocaties in Nederland (Top Logistics, Loendersloot). Het is dan ook zeer aannemelijk dat ook de in producties 35 en 36[voorzieningenrechter: Prijslijsten 1 en 2]
genoemde producten in voorraad zijn gehouden in Nederland. Het in beslag genomen bewijsmateriaal kan hierover uitsluitsel geven, evenals over de vraag aan wie de inbreukmakende Hennessy Producten toebehoren en voor en/of door wie van gedaagden deze aanbiedingen zijn gedaan en door wie deze zijn verhandeld.”
Class-arrest [2] ) heeft Hennessy c.s. in verband met de Prijslijsten 1 en 2 niets gesteld en is door de voorzieningenrechter ook niets overwogen. Naar voorlopig oordeel is de bevolen exhibitie van bescheiden dan ook beperkt tot transacties van Hennessy-producten met T2-status en vallen transacties van Hennessy-producten met een T1-status buiten het gegeven bevel. Exhibitie van deze laatstgenoemde bescheiden kan immers niet bijdragen aan het doel waarvoor Hennessy c.s. exhibitie heeft gevorderd en deze is toegewezen: bewijs van merkinbreuk op de Hennessy-merken door het verhandelen van Hennessy-producten op T2 in de EU en het in voorraad hebben daartoe in Nederland. De stelling van Hennessy c.s. dat de exhibitie er mede toe moet dienen om vast te stellen of afnemers van LB11 op haar kosten Hennessy-producten van T1 op T2 hebben doen stellen, kan niet worden gevolgd. Het kortgedingvonnis biedt hiervoor geen aanknopingspunt en uit niets blijkt dat Hennessy c.s. dit punt bij het vorige kort geding naar voren heeft gebracht in relatie tot de Prijslijsten 1 en 2.
documenten van LB11 die verband houden met de invoer in en/of uitvoer uit de Unie en documenten die verband houden met de douanestatus van de betreffende partijen;- in- en verkoopfacturen die verband houden met de in- en verkoop van de betreffende partijen.”