In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Den Haag, betreft het een vrijwaringsincident dat is opgeworpen door Pure Handling B.V. in een hoofdzaak waarin merkinbreuk wordt gesteld door Hennessy c.s. De rechtbank heeft op 15 mei 2019 uitspraak gedaan in het incident, waarbij de vorderingen van Pure Handling tot oproeping van anonieme waarborgen zijn afgewezen. De rechtbank oordeelt dat Pure Handling niet heeft voldaan aan de stelplicht met betrekking tot de anonieme waarborgen, waardoor de vordering op dat punt niet kan worden toegewezen. Ten aanzien van de oproeping van LB11, een medegedaagde in de hoofdzaak, heeft de rechtbank vastgesteld dat er voldoende rechtsverhouding is gesteld, maar dat de vordering om LB11 in vrijwaring op te roepen ook is afgewezen. De rechtbank overweegt dat de belangen van Hennessy c.s. bij voortzetting van de hoofdzaak zonder verdere vertraging zwaarder wegen dan het belang van Pure Handling bij de oproeping in vrijwaring. De rechtbank heeft Pure Handling als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Hennessy c.s. tot een bedrag van € 5.000,-. De uitspraak benadrukt het belang van doelmatige procesvoering en de noodzaak om incidenten tijdig op te werpen.