Voetnoten
2.Ontleend aan rov. 2.1.2-2.1.6 van de beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 31 oktober 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4021, 3.Voor zover thans van belang. Zie voor het procesverloop tot aan de verwijzingsbeschikking de beschikkingen in de zaak 5148196 EJ VERZ 16-226 en 5238470 EJ VERZ 16-266 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, van 13 september 2016 en 21 november 2016, beide rov. 1, en de beschikkingen in de zaak 200.209.969 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 5 september 2017, rov. 2 en 12 januari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:344, rov. 1. Zie ook mijn conclusie (onder 1.6-1.26) vóór de verwijzingsbeschikking, rov. 1 van de verwijzingsbeschikking en zie ook rov. 2.2.1-2.2.9 van de bestreden beschikking. Voor het procesverloop na verwijzing zie rov. 1.3-1.5 van de bestreden beschikking. 4.Zie rov. 3.1-3.2 in verbinding met rov. 4.1 van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, van 13 september 2016.
5.Zie rov. 3.3 in verbinding met rov. 4.4 van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, van 13 september 2016.
6.In de tussenbeschikking heeft de kantonrechter de werkgever in de gelegenheid gesteld om een geluidsopname van het in 1.4 genoemde gesprek van 9 mei 2016 in het geding te brengen, en voorts de werknemer in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren.
7.Zie rov. 2.3 van de tussenbeschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 5 september 2017 en rov. 2.2.2 van de bestreden beschikking.
8.Zie rov. 2.2.3 van de bestreden beschikking. Zie ook de pleitaantekeningen van mr. Van der Wal van 12 juli 2017 onder 14 en vgl. rov. 2.4, 4.2 en 5.31 van de tussenbeschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 5 september 2017.
9.Zie rov. 3.2.2 van de verwijzingsbeschikking.
10.Zie voor de gang van zaken met betrekking tot dit verzoek nader rov. 3.3.5 en 3.3.6 van de verwijzingsbeschikking.
11.Vgl. rov. 3.2.2 van de verwijzingsbeschikking en rov. 2.2.8 van de bestreden beschikking.
12.Ik roep in herinnering dat de werknemer in hoger beroep was gekomen van zowel de tussenbeschikking van 13 september 2016 als de eindbeschikking van 21 november 2016 van de kantonrechter. Ik ga ervan uit dat het hof (enkel) de eindbeschikking van 21 november 2016 heeft vernietigd.
13.Het cassatierekest is op 14 januari 2020 bij de griffie van de Hoge Raad ingekomen.
14.In het door de werknemer gefourneerde procesdossier ontbreekt de brief van de werknemer aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 19 maart 2019 (zie hiervoor onder 1.18).
16.Zie over dit onderwerp in het algemeen: B. Winters,
17.Een uitzondering geldt voor procedures waarin de rechter moet oordelen aan de hand van de actuele situatie; zie hierover o.m. Asser Procesrecht/Korthals Altes & Groen 7 2015/333 en N.T. Dempsey en A.E.H. van der Voort Maarschalk,
19.Zie o.m. (in het kader van de beslissing over de proceskosten) HR 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:728, 21.Zie ook: N.T. Dempsey en A.E.H. van der Voort Maarschalk,
23.Zie hierover nader o.m. N.T. Dempsey en A.E.H. van der Voort Maarschalk,
24.Zie V.C.A. Lindijer,
25.Zie voor het incidenteel appel, dat in cassatie niet meer ter zake doet, rov. 5.33 van de tussenbeschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 5 september 2017.
26.Zie het beroepschrift onder 127-135 en zie ook rov. 2.40 van de eindbeschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 12 januari 2018.
27.Zie het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 21 november 2017, p. 3.
28.Zie de brief van 1 december 2017 van mr. Van der Wal aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
29.In rov. 3.4.1 van de verwijzingsbeschikking zijn genoemd HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3259, 30.Zie rov. 2.2.9 van de bestreden beschikking.
31.Zie rov. 2.2.9 van de bestreden beschikking.
32.Zie het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 22 augustus 2019.
35.Zie het verzoekschrift tot cassatie, p. 3 (“omdat beide partijen ten aanzien van de beëindiging geen verwijt kon worden gemaakt”).
38.
44.Zie de pleitaantekeningen van mr. Van der Wal van 22 augustus 2019 onder 51 e.v.
45.Zie rov. 2.24-2.26 van de eindbeschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 12 januari 2018.
46.Met verwijzing naar het inleidend verzoekschrift onder 29.
47.Met verwijzing naar de pleitaantekeningen van [betrokkene 4] van 25 juli 2016 onder 10-13.
48.Met verwijzing naar het beroepschrift onder 131-134.
49.Met verwijzing naar het beroepschrift onder 132.
50.Met verwijzing naar de pleitaantekeningen van [betrokkene 4] van 12 juli 2017 onder 49-52.
51.Met verwijzing naar p. 5 van het proces-verbaal van 12 juli 2017 (bovenaan).
52.Met verwijzing naar het verweerschrift van 13 juli 2016, p. 5.
53.Met verwijzing naar het verweerschrift in hoger beroep onder 66.
54.Met verwijzing naar de pleitaantekeningen van mr. Van der Wal van 12 juli 2017 onder 29.
55.Het onderdeel verwijst daarbij naar de volgende rechtspraak van de Hoge Raad over de toepasselijke uitlegmaatstaf bij notariële overdrachts- en vestigingsakten ten aanzien van registergoederen: HR 22 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:268, 56.Zie voor de stellingname op dit punt in de verwijzingsprocedure de aantekeningen voor de mondelinge behandeling van [betrokkene 4] van 22 augustus 2019 onder 33 e.v.
57.Zie voor de stellingname in de verwijzingsprocedure de pleitaantekeningen van mr. Van der Wal van 22 augustus 2019 onder 51 e.v. en de opmerking daarover hiervoor in de voetnoot onder 2.34.