ECLI:NL:GHSHE:2024:699
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Prejudicieel verzoek
- Rechtspraak.nl
Prejudiciële vragen over vergoeding immateriële schade en griffierecht in WOZ-zaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld met betrekking tot de vergoeding van immateriële schade en griffierecht in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De zaak betreft een hoger beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van een woning heeft vastgesteld. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar zijn bezwaar is ongegrond verklaard. Het hof heeft in deze tussenuitspraak de vragen geformuleerd die aan de Hoge Raad zijn voorgelegd, waaronder de vraag of de vergoeding voor immateriële schade moet worden gemaximeerd op het pleitbare financiële belang en of griffierecht moet worden vergoed in gevallen waarin het hoger beroep ongegrond is, maar er wel een vergoeding voor immateriële schade wordt toegekend. De advocaat-generaal heeft eerder geconcludeerd dat de vergoeding voor immateriële schade in WOZ-zaken in beginsel moet worden vastgesteld op € 50 per half jaar overschrijding van de redelijke termijn. Het hof heeft de kans aanwezig geacht dat de Hoge Raad in de onderhavige zaak niet op alle vragen zal ingaan, en heeft daarom besloten om deze prejudiciële vragen te stellen. De uitspraak is gedaan op 6 maart 2024.