ECLI:NL:HR:2007:BB3489
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid beroep in cassatie tegen tussenbeslissingen in belastingzaken
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie tegen een tussenbeslissing van het Gerechtshof te Amsterdam. De belanghebbende, een persoon uit België, had navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting ontvangen, die door de Inspecteur na bezwaar waren gehandhaafd. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat oordeelde dat het beroep van de Inspecteur op artikel 8:29, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedeeltelijk gerechtvaardigd was. Hierna stelde de belanghebbende beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 14 september 2007 geoordeeld dat de wet geen afzonderlijk, tussentijds beroep in cassatie openstelt tegen tussenbeslissingen zoals bedoeld in artikel 8:29, lid 3, Awb. Dit betekent dat een beroep in cassatie alleen mogelijk is tegen de einduitspraak van de rechtbank of het gerechtshof. Aangezien het cassatieberoep zich richtte tegen een tussenbeslissing, werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van het Hof in de vorm van een uitspraak niet afdoet aan de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren van de Hoge Raad.