ECLI:NL:GHAMS:2023:3068

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
23/00641
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vergoeding griffierecht en ISV in bestuursrechtelijke belastingzaak

Op 12 december 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vergoeding van griffierecht in een belastingzaak. De belanghebbende, wonende te [Z], had op 10 juli 2023 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland over de WOZ-waarde van een onroerende zaak voor het jaar 2021. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard en de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade en proceskosten. In hoger beroep was enkel de vraag aan de orde of het betaalde griffierecht door de belanghebbende vergoed diende te worden.

Het Hof overwoog dat, gezien de beslissingen van de Centrale Raad van Beroep en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, er geen recht op vergoeding van het griffierecht bestond. De rechtbank had terecht geoordeeld dat, omdat het beroep ongegrond was, de heffingsambtenaar het griffierecht niet hoefde te vergoeden. De belanghebbende had geen griffierecht betaald voor het verzoek om immateriële schade, omdat dit verzoek was gedaan gedurende het beroep en op dat verzoek titel 8:4 van de Awb van toepassing was. Het Hof volgde deze lijn van redenering en concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was.

De uitspraak werd gedaan door de vierde meervoudige belastingkamer en is openbaar uitgesproken. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 23/641
12 december 2023
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: G. Gieben)
tegen de uitspraak van 30 mei 2023 in de zaak met kenmerk HAA 22/2202 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad ,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft op 10 juli 2023 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, betreffende de WOZ-waarde van de onroerende zaak [A-straat 1] te [Z] voor het jaar 2021. De rechtbank heeft als volgt beslist:
“(…)
  • de rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder (
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837.”
1.2.
Belanghebbende heeft de gronden van het hoger beroep aangevuld bij brief van 10 augustus 2023. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. In deze stukken hebben partijen het Hof toestemming gegeven zonder mondelinge behandeling te beslissen.

2.Overwegingen

2.1.
In hoger beroep is uitsluitend in geschil of het door belanghebbende voor het instellen van beroep bij de rechtbank betaalde griffierecht aan haar diende te worden vergoed. De rechtbank heeft hierover het volgende overwogen:
“15. Omdat het beroep ongegrond is, hoeft verweerder het door eiseres betaalde griffierecht niet te vergoeden. Het verzoek om vergoeding van immateriële schade heeft eiseres gedaan gedurende het beroep, overeenkomstig artikel 8:91, eerste lid, van de Awb. Daarvoor was eiseres geen griffierecht verschuldigd, wat volgt uit artikel 8:94, tweede lid, van de Awb. Voor het verzoek is dan ook geen griffierecht geheven, zodat geen sprake kan zijn van vergoeding daarvan.”
2.2.
In een geval als het onderhavige, waarin het beroep ongegrond is, het verzoek tot vergoeding van immateriële schade is gedaan gedurende het beroep, en op het verzoek titel 8:4 van de Awb van toepassing is, hebben de Centrale Raad van Beroep en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het volgende geoordeeld met betrekking tot het vergoeden van het griffierecht:
“3.3. Anders dan appellant heeft betoogd bestaat echter geen recht op vergoeding van het in beroep betaalde griffierecht. Appellant heeft ter zitting van de rechtbank een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn ingediend. Op dit verzoek is de op 1 juli 2013 ingevoerde titel 8.4 van de Awb van toepassing. Op grond van het bepaalde in artikel 8:94, tweede lid, van de Awb is bij indiening van een verzoek als bedoeld in artikel 8:91, eerste lid, van de Awb, zoals hier aan de orde, geen griffierecht verschuldigd.” (CRvB 12 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:102);
en:
“6.1. Anders dan [appellante] heeft betoogd, bestaat geen recht op vergoeding van het in beroep betaalde griffierecht. Zij heeft hangende beroep op 21 oktober 2019 een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn ingediend. Op grond van artikel 8:94, tweede lid, van de Awb is bij indiening van een verzoek als bedoeld in artikel 8:91, eerste lid, van de Awb, zoals hier aan de orde, geen griffierecht verschuldigd. Het toekennen van een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn leidt in dit geval dus niet tot vergoeding van het griffierecht.” (ABRvS 2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1160).
2.3.
Het Hof zal de beslissingen van de Centrale Raad van Beroep en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgen. Het betaalde griffierecht hoeft niet aan belanghebbende te worden vergoed.
Slotsom
2.4.
Het hoger beroep is ongegrond.

3.Kosten

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

4.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. F.J.P.M. Haas, voorzitter, M.J. Leijdekker en M. Ferrier, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. W. de Gelder als griffier. De beslissing is op 12 december 2023 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: