Het gewicht van de zaak wordt bepaald door het belang en de ingewikkeldheid. De uitkomst van de beoordeling van het gewicht van de zaak dient in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener.De beoordeling van het gewicht van de zaak is in beginsel niet afhankelijk van de mate waarin grieven gegrond worden bevonden. Dit laat overigens onverlet dat inhoudelijke merites van grieven relevant kunnen zijn bij de beoordeling van het gewicht van een zaak. Indien een geschil in essentie om een kwestie van ondergeschikt belang gaat, maar daarnaast kennelijk ongegronde grieven worden aangevoerd, kan een lagere wegingsfactor aangewezen zijn, zo nodig op de grondslag van artikel 2, lid 2, Bpb.
1.2.1.Gewicht gemiddeld (wegingsfactor 1)
Als gewicht van de zaak wordt als uitgangspunt wegingsfactor 1 gehanteerd. Dit geldt ook voor geschillen over de waardering van onroerende zaken in het kader van de Wet waardering onroerende zaken, zelfs als het financiële belang van de zaak gering is.
Een lagere factor dan 1 wordt gehanteerd als het geschil uitsluitend gaat over een of meer van de hierna in 1.2.2 en 1.2.3 vermelde geschilpunten. Hierbij wordt opgemerkt dat een hogere dan de daar vermelde factor aangewezen kan zijn, afhankelijk van de aard en complexiteit van de door de rechtsbijstandverlener verrichte werkzaamheden. Ook in andere zaken dan daar vermeld, kan een lagere factor worden gehanteerd als het gewicht van de zaak daartoe aanleiding geeft.
1.2.2.Gewicht zeer licht (wegingsfactor 0,25)
In de volgende gevallen kan als wegingsfactor voor het gewicht van de zaak in beginsel 0,25 worden aangehouden:
a. a) Bij evidente tel- en rekenfouten en daarmee gelijk te stellen misslagen. Te denken valt aan evidente tel- en rekenfouten in de heffingsgrondslag of in de berekening van de (proces)kostenvergoeding (bijvoorbeeld toepassing van een onjuist tarief per punt, het abusievelijk niet meetellen van een toegekende vergoeding van een deskundigenrapport of het ten onrechte niet vermeerderen van de vergoeding voor een deskundigenrapport met BTW).
b) Indien het hoger beroep enkel slaagt omdat de belanghebbende recht heeft op vergoeding van wettelijke rente over de door de rechtbank toegekende vergoeding wegens immateriële schade, proceskosten en/of griffierecht en/of een dwangsom.
1.2.3.Gewicht licht (wegingsfactor 0,5)
In de volgende gevallen kan als wegingsfactor voor het gewicht van de zaak in beginsel 0,5 worden aangehouden.
a. a) Indien het geschil beperkt is tot het antwoord op de vraag of de hoorplicht is geschonden en de zaak op die grond voor een nieuwe behandeling in bezwaar wordt teruggewezen naar het bestuursorgaan.
b) Indien het geschil beperkt is tot het antwoord op de vraag of het verzoek om een dwangsom moet worden toegewezen.
c) Indien het geschil beperkt is tot de hoogte van de in een eerdere fase toegekende vergoeding voor de (proces)kosten (behoudens gevallen als bedoeld onder 1.2.2, letter a, hiervóór).
d) Parkeerbelastingzaken.
e) Zaken waarbij de inzet van het geschil een zeer gering financieel belang betreft. Hierbij wordt aangeknoopt bij een bedrag van € 15.Te denken valt aan zaken over leges voor verstrekte kopieën. Zoals hiervoor is overwogen, vallen waarderingsgeschillen ingevolge de Wet WOZ hier niet onder, ook al kan het daarmee gemoeide financiële belang gering zijn.
f) Indien het (hoger) beroep uitsluitend slaagt omdat het bezwaar of het beroep evident ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Te denken valt aan een geval waarin het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk is verklaard wegens termijnoverschrijding, maar tijdens de beroeps- respectievelijk hoger beroepsfase blijkt van een wel tijdig ingediend bezwaar- respectievelijk beroepschrift dat eerder over het hoofd is gezien of is zoekgeraakt.
g) Bij kwesties die voor de rechtsbijstandsverlener slechts eenvoudige en beperkte werkzaamheden van beperkte duur meebrengen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan gevallen waarin het (hoger) beroep een gebruikersheffing betreft en de aanslag wordt vernietigd omdat de belanghebbende niet de gebruiker is.
h) Indien het (hoger) beroep uitsluitend gaat over het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.
i. i) Indien uitsluitend recht op een proceskostenvergoeding bestaat wegens een aan de belanghebbende toe te kennen vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
1.2.4.Gewicht zwaar (wegingsfactor 1,5)
In de volgende gevallen kan als wegingsfactor voor het gewicht van de zaak in beginsel 1,5 worden aangehouden:
a. a) Bij zaken die zich duidelijk onderscheiden qua belang en complexiteit en aard van de door de rechtsbijstandsverlener verrichte werkzaamheden.
b) Indien meerdere WOZ-beschikkingen in één biljet zijn opgenomen en de aan die waarderingen ten grondslag liggende feiten en omstandigheden zodanig verschillen dat ze een afzonderlijke behandeling vergen en daarmee de werkzaamheden van de gemachtigde meer dan gemiddeld complex maken.
1.2.5.Gewicht zeer zwaar (wegingsfactor 2)
In uitzonderlijke gevallen kan als wegingsfactor voor het gewicht van de zaak 2 worden aangehouden. Te denken valt aan in één biljet verenigde beschikkingen, waarbij zeer grote aantallen onroerende zaken een afzonderlijke behandeling vergen en de daarmee verband houdende werkzaamheden van de gemachtigde buitengewoon complex zijn. Vanzelfsprekend kan ook buiten de context van WOZ-geschillen het gewicht van een zaak zodanig zijn dat wegingsfactor 2 wordt gehanteerd.
1.2.6.Samenhangende zaken
Bij 4 of meer samenhangende zaken geldt een factor van 1,5. Of de werkzaamheden van een gemachtigde nagenoeg identiek kunnen zijn, wordt beoordeeld aan de hand van de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden en niet aan de hand van de vraag of de werkzaamheden nagenoeg identiek hadden kunnen zijn.
2. Kosten van een deskundige
Indien een deskundige een rapport aan een belanghebbende heeft uitgebracht dat het standpunt van die belanghebbende over een geschilpunt in een procedure voor de bestuursrechter ondersteunt, mag aan toekenning van een vergoeding voor de kosten van dat rapport niet de eis worden gesteld dat het een bijdrage heeft geleverd aan de beslissing van de rechter over dat geschilpunt.Indien het bezwaar, beroep of hoger beroep echter uitsluitend slaagt op een grond die losstaat van het geschilpunt omtrent de waarde van een goed waarover de deskundige heeft gerapporteerd, is er geen grond voor vergoeding van de kosten van de werkzaamheden van de deskundige (vgl. artikel 2, lid 2, Bpb).
Voor een deskundigenrapport in WOZ-zaken gelden de uitgangspunten voor de vergoeding volgens de Richtlijn per 1 juli 2018 (Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, Raad voor de Rechtspraak, Staatscourant 2018, 28796). In die Richtlijn is tevens vermeld dat de aanwezigheid van de taxateur ter zitting of bij het hoorgesprek wordt vergoed volgens dezelfde tarieven als die voor de taxatiewerkzaamheden. Daarbij geldt dat indien uitsluitend de taxateur namens de belanghebbende op het hoorgesprek of ter zitting verschijnt, moet worden aangenomen dat deze dan als rechtsbijstandsverlener optreedt, in welk geval, wegens dat verschijnen, een vergoeding wordt toegekend wegens het verlenen van beroepsmatige rechtsbijstand als gemachtigde, indien het verlenen van rechtsbijstand tot zijn beroepsmatige taak behoort.
Voor een taxatiekaart in aanvulling op een eerder taxatierapport wordt geen afzonderlijke vergoeding toegekend.
Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een terzake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn echter niet te stellen.
3. Verletkosten
Indien de gevraagde vergoeding voor verletkosten door de wederpartij niet wordt betwist, dient deze te worden toegekend, met inachtneming van het maximum uurtarief (in 2021: € 88) als bedoeld artikel 2, lid 1, aanhef en letter d, Bpb.
4. Bijzondere omstandigheden
Op grond van artikel 2, lid 3, Bpb, kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken van de forfaitaire bedragen van het Bpb. De uitzondering wegens bijzondere omstandigheden wordt terughoudend toegepast.Artikel 2, lid 3, Bpb leent zich daarom niet voor het geven van richtsnoeren.