ECLI:NL:HR:2020:866
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag parkeerbelasting en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die was opgelegd aan belanghebbende, [X] te [Z]. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 17 december 2019, waarin het Hof de heffingsambtenaar had veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de zijde van belanghebbende. Belanghebbende had in hoger beroep een conclusie van repliek ingediend, maar het Hof had geen punten toegekend voor dit stuk, omdat het niet als repliek werd aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht geen punten heeft toegekend, aangezien het Hof belanghebbende niet in de gelegenheid heeft gesteld om schriftelijk te repliceren. Dit oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. De overige klachten van belanghebbende konden evenmin tot cassatie leiden, omdat deze niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond.