ECLI:NL:HR:2016:2083

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2016
Publicatiedatum
14 september 2016
Zaaknummer
15/04405
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over proceskostenvergoeding en hoogte uurtarief verletkosten in belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de proceskostenvergoeding in een belastingzaak. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op zijn beurt weer een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant had bevestigd. De zaak betrof de waardering van een onroerende zaak in de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten voor het jaar 2012, waarbij de heffingsambtenaar de waarde had vastgesteld op € 270.000. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen deze WOZ-beschikking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. De Rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en veroordeelde de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 22, bestaande uit reiskosten en verletkosten. De hoogte van de verletkosten was echter in geschil, waarbij de Rechtbank het minimum uurtarief van € 7 hanteerde, terwijl de belanghebbende stelde dat haar werkelijke kosten € 85 per uur bedroegen.

Het Gerechtshof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof de uitspraak van de Rechtbank had miskend door het uurtarief te verlagen tot € 7, terwijl er geen tegenargumenten waren ingebracht door de heffingsambtenaar. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de werkelijke proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 164. Daarnaast werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten in cassatie. Dit arrest benadrukt het belang van een correcte beoordeling van proceskosten in belastingzaken en de noodzaak om de werkelijke kosten van belanghebbenden te respecteren.

Uitspraak

16 september 2016
nr. 15/04405
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 13 augustus 2015, nr. 13/01212, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost‑Brabant (nr. SHE 13/3342) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten voor het jaar 2012 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z]. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de middelen

2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] bij de WOZ‑beschikking voor het jaar 2012 vastgesteld op € 270.000. Belanghebbende heeft tegen de WOZ‑beschikking een bezwaarschrift ingediend.
2.1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen die uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld.
2.1.3.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de kosten van belanghebbende in bezwaar en beroep tot een bedrag van € 22. Dit bedrag bestaat uit € 8 reiskosten en € 14 verletkosten. Voor de verletkosten is de Rechtbank uitgegaan van het minimum uurtarief van € 7 genoemd in artikel 2, lid 1, aanhef en letter d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit).
2.1.4.
Voor het Hof was onder meer de vergoeding van de kosten in geschil. Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard.
2.1.5.
Ten aanzien van de hiervoor in 2.1.3 bedoelde kosten heeft het Hof, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 23 september 2011, nr. 10/04238, ECLI:NL:HR:2011:BT2293, BNB 2011/265, niet gevolgd belanghebbendes betoog dat de door haar opgegeven specificatie van de kosten van verlet gehonoreerd dient te worden, omdat door de heffingsambtenaar geen weren zijn ingebracht noch tegen het tarief noch tegen het aantal opgegeven uren wegens verlet.
2.2.
Het beroep in cassatie richt zich tegen ’s Hofs uitspraak met een drietal middelen. De middelen komen met rechts- en motiveringsklachten op tegen het hiervoor in 2.1.5 omschreven oordeel van het Hof.
2.2.1.
Het tweede middel slaagt voor zover daarin wordt betoogd dat tussen partijen niet in geschil was dat de verletkosten van belanghebbende hoger waren dan het destijds geldende maximum uurtarief van € 78 uit artikel 2, lid 1, aanhef en letter d, van het Besluit. Uit de stukken van het geding en het proces-verbaal van de zitting van de Rechtbank blijkt dat tussen partijen buiten geschil was dat belanghebbendes verletkosten € 85 per uur bedroegen. Het Hof heeft derhalve miskend dat de Rechtbank buiten de grenzen van het geschil is getreden door desalniettemin het uurtarief op € 7 vast te stellen. Het Hof diende de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze de vergoeding van proceskosten betreft te vernietigen en de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 164.
2.2.2.
Het eerste en het derde middel en het tweede middel voor het overige falen. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
2.2.3.
Gelet op het hiervoor in 2.2.1 overwogene kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De door belanghebbende in bezwaar en beroep gemaakte reis- en verletkosten dienen te worden vergoed met toepassing van het Besluit tot een bedrag van € 164.

3.Proceskosten

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraken van het Hof en de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover betrekking hebbend op de proceskosten,
veroordeelt de heffingsambtenaar van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten in de kosten van het bezwaar en het beroep aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 164,
gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 123, en gelast dat de heffingsambtenaar van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten aan belanghebbende vergoedt het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van € 118, en
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 992 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, M.A. Fierstra, Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2016.