In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de proceskostenvergoeding en verletkosten voor het bijwonen van een taxatie. De zaak betreft een beroep in cassatie van de erven van [A] tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 2 april 2015 was gewezen. De kwestie draait om de WOZ-beschikking van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten voor het jaar 2011, waarbij de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat 1] te [Z] was vastgesteld op € 350.000. De belanghebbenden hebben bezwaar aangetekend tegen deze beschikking, maar hun bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. Hierna hebben zij beroep ingesteld bij de Rechtbank Oost-Brabant, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde. In hoger beroep heeft het Hof de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, maar de gevraagde vergoeding voor verletkosten in verband met het bijwonen van de taxatie en andere handelingen afgewezen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de belanghebbenden recht hebben op vergoeding van verletkosten voor de taxatie, aangezien deze plaatsvond op initiatief van de rechter. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd voor zover het betreft de beslissing over de proceskosten en heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de gemaakte kosten, vastgesteld op € 1113,40. Tevens is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van rechtsbijstand.