ECLI:NL:GHSHE:2020:642
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant inzake aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, die op 4 maart 2019 het beroep van belanghebbende tegen de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing ongegrond verklaarde. De Heffingsambtenaar van de gemeente Helmond had op 30 juni 2017 aanslagen opgelegd, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. De Rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk voor zover het gericht was tegen het niet tijdig beslissen en ongegrond voor het overige. Belanghebbende stelde dat hij niet gehoord was en dat de Heffingsambtenaar de hoorplicht had geschonden. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van belanghebbende, waardoor de hoorplicht niet geschonden was. Ook werd het verzoek om een dwangsom afgewezen, omdat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij de Heffingsambtenaar in gebreke had gesteld. Het Hof concludeerde dat de late indiening van stukken door de Heffingsambtenaar niet in strijd was met de goede procesorde, maar dat de stukken buiten beschouwing werden gelaten omdat belanghebbende onvoldoende tijd had om hierop te reageren. Het Hof verwierp de grieven van belanghebbende en verklaarde het hoger beroep ongegrond.