ECLI:NL:HR:2021:659
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch over dwangsom wegens niet tijdig uitspraak op bezwaar
In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door J. van Gemert, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 februari 2020, nr. 19/00120. Dit hoger beroep volgde op een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 18/423) waarin het verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar werd behandeld. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Helmond, vertegenwoordigd door P.J.M.G. Blanksma - van den Heuvel en H.J. de Ruiter, heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, waarop het College een conclusie van dupliek heeft gegeven.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het is niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoord wordt gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2021.