Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde1]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord
- de akte uitlaten producties.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Dexia Nederland B.V. en twee afnemers van effectenleaseovereenkomsten. Dexia had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, waarin was geoordeeld dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door de afnemer als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon die de effectenleaseovereenkomst tot stand had gebracht geen vergunning had om als financieel adviseur op te treden. De afnemer had gevorderd dat Dexia de door hem geleden schade zou vergoeden en dat hij niet aansprakelijk was voor de door Dexia gevorderde restschuld. De kantonrechter had de vorderingen van de afnemer toegewezen en de vorderingen van Dexia afgewezen.
In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelde dat Dexia wist of moest weten dat de tussenpersoon de afnemer had geadviseerd bij het aangaan van de effectenleaseovereenkomst, terwijl deze niet over de benodigde vergunning beschikte. Het hof bevestigde dat Dexia in strijd had gehandeld met de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999, die vereist dat een effecteninstelling geen overeenkomst aangaat met een klant als zij weet of behoort te weten dat de tussenpersoon als financieel adviseur heeft opgetreden zonder vergunning. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Dexia tot betaling van de proceskosten van de afnemer. Dit arrest bevestigt de verplichtingen van effecteninstellingen ten aanzien van de advisering door tussenpersonen en de gevolgen van het niet naleven van de vergunningplicht.