ECLI:NL:GHARL:2024:6662

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
200.328.348/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleaseovereenkomsten en advisering door tussenpersonen in het kader van Dexia

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over vier effectenleaseovereenkomsten tussen Dexia Nederland B.V. en een afnemer. De afnemer had eerder een vordering tot schadevergoeding ingesteld bij de kantonrechter, die deze vordering had toegewezen. Dexia heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarin de kantonrechter oordeelde dat de afnemer door een tussenpersoon, Spaar Select, was geadviseerd zonder dat deze over de vereiste vergunning beschikte. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij Dexia grieven heeft aangevoerd tegen de toewijzing van de vordering van de afnemer.

Het hof heeft vastgesteld dat de effectenleaseovereenkomsten tot stand zijn gekomen door bemiddeling van Spaar Select, die als effectenbemiddelaar optrad. De centrale vraag was of Dexia wist of behoorde te weten dat Spaar Select als financieel adviseur optrad zonder de benodigde vergunning. Het hof concludeert dat Dexia, gezien de gebruikelijke werkwijze van Spaar Select, had moeten navragen of er advies was gegeven. Het hof oordeelt dat Dexia in strijd heeft gehandeld met de regelgeving en dat de vergoedingsplicht van Dexia volledig in stand blijft, zowel voor de restschuld als voor reeds betaalde rente en kosten.

Daarnaast heeft het hof de berekening van het fiscaal voordeel van de afnemer beoordeeld. Dexia had bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop de kantonrechter de schadevergoeding had vastgesteld, maar het hof oordeelt dat de berekening van de afnemer correct was. Het hof heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 17.304,13, na aftrek van het fiscaal voordeel. De uitspraak van de kantonrechter is in grote lijnen bekrachtigd, met uitzondering van het bedrag van de schadevergoeding, dat is aangepast.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.328.348
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, 9796381
arrest van 29 oktober 2024
in de zaak van
Dexia Nederland B.V.,
die is gevestigd in Amsterdam,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna: Dexia,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats1] ,
en die bij de kantonrechter optrad als eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: de afnemer,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard,

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Dexia heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, (hierna: de kantonrechter) op 21 februari 2023 tussen partijen heeft uitgesproken (hierna: het bestreden vonnis). Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord
  • de akte uitlaten producties van Dexia.
1.2.
De dagvaarding in hoger beroep en de inleiding op de memorie van grieven noemen ook het tussenvonnis van 11 oktober 2022 gewezen tussen [de afnemer] als eiser in het incident ex artikel 843a Rv en Dexia als verweerster in het incident, maar gelet op de beslissing van de kantonrechter tot afwijzing van [de afnemer] ’ vordering in het incident en het ontbreken van enige grief van Dexia tegen enige overweging in dat vonnis, zal het hof het hoger beroep van Dexia begrijpen als enkel gericht tegen het vonnis in de hoofdzaak, van 21 februari 2023.
1.3.
Dexia heeft in haar akte van 11 juni 2024 bezwaar gemaakt tegen de vele producties die de afnemer heeft overgelegd bij memorie van antwoord. Uit de navolgende beoordeling zal blijken dat het hof bedoelde producties niet in de beoordeling betrekt omdat de in eerste aanleg overgelegde producties voor de beoordeling volstaan. Dat geldt niet voor de bij memorie van antwoord overgelegde stukken over de berekening van het fiscale voordeel. Die zijn echter van beperkte omvang en Dexia is daar in haar akte wel op in gegaan. Haar bezwaar wordt in zoverre verworpen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Deze zaak gaat over vier effectenleaseovereenkomsten die via een tussenpersoon (Spaar Select) tot stand zijn gekomen tussen Dexia en de afnemer. Centraal staat de vraag of de afnemer door de tussenpersoon is geadviseerd terwijl deze niet over de daarvoor vereiste vergunning beschikte en of Dexia dat wist dan wel behoorde te weten. Indien dat het geval is, is Dexia gehouden de door de afnemer geleden schade volledig te vergoeden. De kantonrechter heeft de vordering van de afnemer tot schadevergoeding toegewezen en de vordering van Dexia afgewezen. In dit hoger beroep behandelt het hof de vorderingen van de afnemer en van Dexia opnieuw.
2.2.
Het hof verwijst naar het bestreden vonnis voor de feiten die de kantonrechter heeft vastgesteld. Deze feiten zijn niet bestreden, zodat ze ook in hoger beroep het uitgangspunt vormen.
2.3.
Het hof verwijst naar het bestreden vonnis voor de weergave van de vorderingen van de afnemer en Dexia, en de grondslagen daarvan. Deze weergave is in hoger beroep niet bestreden.
2.4.
In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen van de afnemer toegewezen, op de wijze als in het dictum daarvan is bepaald. De vordering van Dexia is afgewezen.
2.5.
In hoger beroep heeft Dexia grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis, en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van de afnemer en het alsnog toewijzen van haar vordering.
2.6.
De afnemer heeft geconcludeerd tot afwijzing van Dexia’s vorderingen.

3.Het oordeel van het hof

Advisering Spaar Select en wetenschap Dexia
3.1.
Dexia heeft aangevoerd dat Spaar Select geen vergunningplichtig advies aan de afnemer heeft gegeven en dat Dexia in elk geval niet wist of behoorde te weten van dergelijke advisering door Spaar Select. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.2.
Tussen partijen staat vast dat de effectenleaseovereenkomst tussen Dexia en de afnemer tot stand is gekomen door tussenkomst van Spaar Select die als bemiddelaar optrad. Daarmee is Spaar Select bij de totstandkoming van de effectenleaseovereenkomst opgetreden als effectenbemiddelaar in de zin van (het destijds geldende) artikel 1b onder 1 Wte (oud).
3.3.
Een effectenbemiddelaar die mogelijk cliënten aanbrengt bij een effecteninstelling, wordt ook cliëntenremisier genoemd. Spaar Select had geen vergunning zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 Wte (oud), om als effectenbemiddelaar diensten aan te bieden. Zij kon echter aanspraak maken op de generieke vrijstelling van artikel 12 lid 1 Vrijstellingsregeling Wte (oud) om cliënten aan te brengen bij een effecteninstelling zoals Dexia, die zelf over een vergunning beschikte. De reden van deze vrijstelling was dat de instelling bij wie de cliënt werd aangebracht, zelf al aan toezicht was onderworpen, dan wel daarvan was vrijgesteld. Het stond Spaar Select als cliëntenremisier niet vrij om zonder vergunning mede op te treden als beleggingsadviseur. Artikel 41 van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (en voorheen artikel 25 van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1995) verbood Dexia om een effectenleaseovereenkomst met een klant aan te gaan indien zij wist of behoorde te weten dat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens als financieel adviseur was opgetreden. Deze laatste omstandigheid – het contracteren in weerwil van dit verbod – moet Dexia in een dergelijk geval bij de toepassing van artikel 6:101 BW zwaar worden aangerekend. Bij effectenleaseovereenkomsten die op deze manier tot stand zijn gekomen, is de inhoud van het advies niet meer van belang, evenmin als een eventueel eigen inzicht van de klant in het aan te schaffen product. Dexia had de klant immers hoe dan ook moeten weigeren. De billijkheid eist dan in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft, zowel wat betreft een eventuele restschuld als wat betreft de reeds betaalde rente, aflossing en kosten. Dit geldt ook als de mogelijke financiële gevolgen van de effectenleaseovereenkomst geen onaanvaardbaar zware last vormden. [1]
3.4.
Kortom, voor de beantwoording van de vraag of de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft, moet worden beoordeeld of: (i) de klant voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst door Spaar Select in de uitoefening van haar bedrijf is geadviseerd, en (ii) of Dexia dit wist of behoorde te weten.
3.5.
Het hof verwijst verder voor het toepasselijke juridisch kader naar de arresten van de Hoge Raad van 10 juni 2022 en 9 juni 2023. [2] In het bijzonder heeft de Hoge Raad in deze arresten geoordeeld dat het antwoord op de vraag wanneer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan na advies door een daarbij optredende tussenpersoon dient te worden gevonden door vast te stellen van welke — als ‘beleggingsadvies’ te kwalificeren — activiteiten een cliëntenremisier zich diende te onthouden om vrijgesteld te blijven van de vergunningplicht. [3] De reikwijdte van deze vrijstelling dient als volgt te worden bepaald [4] :
- een tussenpersoon gaat de reikwijdte van de vrijstelling te buiten indien hij een bepaalde afnemer het aangaan van een specifieke effectenleaseovereenkomst of ander specifiek financieel product aanbeveelt;
- het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, dat wil zeggen dat zij voorgesteld is als geschikt voor deze afnemer, of berust op een afweging van de persoonlijke omstandigheden van de afnemer;
- het moet gaan om een aanbeveling die de tussenpersoon doet in het kader van zijn beroep of bedrijf; daarvan kan ook sprake zijn als de tussenpersoon een dergelijke aanbeveling slechts incidenteel of zelfs eenmalig doet;
- geen vergunning behoeft de tussenpersoon voor het verstrekken van algemene informatie over wat effectenleaseovereenkomsten zijn, en evenmin voor het verstrekken van algemeen advies (waarbij in algemene zin wordt aangeraden een, verder op geen enkele wijze nader bepaalde, effectenleaseovereenkomst te sluiten);
- uit de enkele omstandigheid dat een tussenpersoon met de afnemer een aanvraagformulier invult, waarbij in voorkomende gevallen een fondskeuze aangekruist wordt, en dit opstuurt, volgt niet dat de tussenpersoon heeft geadviseerd.
Verder heeft de Hoge Raad (nader) overwogen dat voor de beoordeling of de tussenpersoon een aanbeveling heeft gedaan die berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden, van belang is of de tussenpersoon al dan niet (i) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van de afnemer, (ii) ook andere mogelijke effectenleaseproducten heeft genoemd en besproken dan het uiteindelijk afgenomen product, (iii) naast of in samenhang met het afgenomen effectenleaseproduct, een ander financieel product heeft geadviseerd. Maar ook als deze omstandigheden in een concreet geval niet worden vastgesteld, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer. Hoewel een zodanige niet op een afweging van persoonlijke omstandigheden berustende aanprijzing onder omstandigheden mogelijk ook als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd, gaat de tussenpersoon daarmee niettemin de reikwijdte van zijn vrijstelling te buiten. [5]
3.6.
In de onderhavige zaak heeft de afnemer een concrete uiteenzetting gegeven van de wijze waarop Spaar Select in dit geval heeft bemiddeld bij de totstandkoming van de effectenleaseovereenkomst, onder randnummers 4-12 (“De feitelijke gang van zaken”) van de inleidende dagvaarding. De stellingen van de afnemer komen, samengevat, op het volgende neer. De afnemer heeft een of meerdere persoonlijke gesprekken gevoerd met een medewerker van Spaar Select. Daarbij is besproken dat de afnemer (extra) vermogen wenste op te bouwen, met welk doel, en welke middelen de afnemer daarvoor beschikbaar zou hebben. Naar aanleiding hiervan is de afnemer door de medewerker van Spaar Select geadviseerd om een specifiek effectenleaseproduct van Dexia af te nemen. Dit product was volgens de Spaar Select medewerker geschikt voor de situatie van de afnemer. De afnemer heeft op het advies van de medewerker van Spaar Select vertrouwd en heeft dit advies opgevolgd. Vervolgens is het contract aan de afnemer gestuurd en is de afnemer de effectenleaseovereenkomst aangegaan, aldus de afnemer. De aldus jegens de afnemer gevolgde handelwijze stemt volgens de afnemer overeen met de gebruikelijke werkwijze van Spaar Select, waartoe de afnemer heeft verwezen naar de producties die hierna zijn weergegeven.
3.7.
Dexia heeft de stellingen van de afnemer slechts in algemene zin betwist.
3.8.
Voorop staat dat de door de afnemer geschetste betrokkenheid van Spaar Select bij de totstandkoming van de effectenleaseovereenkomst, indien deze komt vast te staan, in het licht van de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022 moet worden gekwalificeerd als advisering. Het hof verwerpt daarmee het verweer van Dexia, dat de door de afnemer gestelde betrokkenheid niet als advisering in de zin van artikel 41 Nadere Regeling 1999 kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van het hof volgt uit de door de afnemer overgelegde producties, zoals die hierna zijn weergegeven, voldoende dat Spaar Select een gebruikelijke werkwijze had die aansluit bij de concrete stellingen van de afnemer over hoe Spaar Select in zijn geval heeft gehandeld. Daarmee heeft de afnemer zijn stelling dat er is geadviseerd voldoende gemotiveerd onderbouwd. Het had op de weg van Dexia gelegen om concreet te stellen en toe te lichten dat en op welke wijze in onderhavig geval is afgeweken van die gebruikelijke werkwijze. Het in algemene bewoordingen geformuleerd verweer dat Spaar Select zich in veel zaken onthield van het geven van advies, is daartoe onvoldoende. De stelling van Dexia dat hiermee een verzwaarde stelplicht op Dexia komt te liggen, waaraan zij onmogelijk zou kunnen voldoen, wordt door het hof verworpen. Zoals hierna wordt overwogen, was Dexia er destijds mee bekend dat Spaar Select standaard, althans op grote schaal, beleggingsadvies gaf aan de cliënten die Spaar Select als remisier vervolgens bij Dexia aanbracht als afnemers van effectenleaseproducten. Het had daarom in het kader van de verplichtingen van Dexia ingevolge artikel 41 Nadere Regeling 1999 op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de effectenlease-overeenkomst met de afnemer navraag te doen bij Spaar Select wat de aard van de betrokkenheid van Spaar Select was geweest. Zo had Dexia kunnen en moeten beoordelen of zij de effectenleaseovereenkomst met de afnemer kon en mocht aangaan. Anders dan Dexia betoogt, kon het inwinnen van deze informatie redelijkerwijs van haar verlangd worden zodat deze zich wel degelijk in haar domein bevond. Dexia heeft een dergelijk onderzoek kennelijk niet verricht, althans zij heeft hieromtrent niets gesteld. De gevolgen van dit nalaten, dat meebrengt dat Dexia in onderhavige zaak nu kennelijk niet meer in staat is om te onderbouwen dat er in onderhavige zaak geen advies is verleend, komen voor risico van Dexia.
Bovendien heeft Dexia niet uitgelegd op basis waarvan zij in haar memorandum van 25 maart 2007 (zie citaten hierna) tot de conclusie is gekomen dat de werkzaamheden van tussenpersonen zelden beperkt zijn gebleven tot het aanbrengen van een klant, maar dat doorgaans daarnaast sprake is geweest van het geven van beleggingsadvies. Evenmin heeft zij uitgelegd hoe deze conclusie – en het onderzoek dat daaraan kennelijk vooraf is gegaan – zich verdraagt met haar stelling dat het voor haar niet mogelijk is na te gaan in welke gevallen wel of niet is geadviseerd. Uit het memorandum volgt niet, zoals Dexia stelt, dat slechts is verondersteld dat door tussenpersonen beleggingsadviezen zijn gegeven.
Dexia heeft dan ook niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat de afnemer voorafgaand aan het sluiten van de effectenleaseovereenkomst een gepersonaliseerde aanbeveling tot het aangaan van die overeenkomst heeft gekregen van Spaar Select in de uitoefening van haar bedrijf. Dit neemt het hof dan ook als vaststaand aan. Dit betekent dat de afnemer de effectenleaseovereenkomst is aangegaan na advies door Spaar Select die daarbij de reikwijdte van haar vrijstelling van de vergunningplicht heeft overschreden. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
3.9.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of Dexia bij het sluiten van de effectenleaseovereenkomst wist dat sprake was van deze advisering door Spaar Select of dit behoorde te weten. Volgens de afnemer dient de vraag bevestigend te worden beantwoord. Er was volgens de afnemer sprake van een nauwe samenwerking tussen Dexia en Spaar Select. Ter onderbouwing van deze stellingen heeft de afnemer onder meer verwezen naar de volgende producties.
a. a) Een tekst op de website van Spaar Select waaruit blijkt dat Spaar Select eerst een inventarisatie maakt van de situatie van de afnemer en van zijn wensen en vervolgens op basis daarvan een persoonlijk financieel plan maakt voor de afnemer met een combinatie van producten.
b) Het jaarverslag 1997 van Bank Labouchere, de rechtsvoorganger van Dexia:
“Onder de naam Bank Labouchere worden ook leaseproducten ontwikkeld voor distributie via onafhankelijke intermediairs. Deze producten zijn gericht op spaarders en beleggers die behoefte hebben aan een persoonlijk advies door een onafhankelijk intermediair. Dit voorziet in een duidelijke behoefte.”
c) Een verklaring van de heer [naam1] , van 1993 tot 2002 directeur van Spaar Select, van 26 september 2013. Hierin verklaart de heer [naam1] onder meer:
“Spaar Select kreeg daarbij commerciële ondersteuning van Bank Labouchere. (…)
Tussen Spaar Select en Bank Labouchere c.q. Dexia bestond intensief contact. Ons aanspreekpunt was de heer [naam2] , die ons wekelijks bezocht en op de hoogte was van de werkwijze van Spaar Select.”
d) Een e-mailbericht van de heer [naam2] , voormalig directeur bij het onderdeel Beleggingsproducten van Dexia, waarin deze antwoordt op vragen van de gemachtigde van de afnemer, en dat voor zover relevant als volgt luidt:
“Was u ermee bekend dat de adviseurs van Spaar Select hun klanten veelal thuis bezochten en hen, al dan niet door middel van een zgn. Financieel Plan, adviseerden om op bepaalde aandelenleaseproducten in te schrijven?
Antw: Ja. De adviseurs van Spaar Select c.q. Spaar Select bemiddelden bij de klanten thuis op afspraak. Met het oog op de zorgvuldigheid, de controlemogelijkheid en de zoveel mogelijke eenduidigheid in zo’n grote organisatie als Spaar Select vonden de klantgesprekken thuis bij de klanten van Spaar Select plaats volgens een gereguleerde gespreksopzet en verslaglegging.
(…)”
e) Een e-mailbericht van mevrouw [naam3] , voormalig medewerker van Spaar Select, aan de gemachtigde van de afnemer waarin zij verklaart over de vaste werkwijze van Spaar Select (het geven van persoonlijke adviezen) en over de contacten met de heer [naam2] en de wetenschap van de heer [naam2] over de werkwijze van Spaar Select.
f) De volgende tekst van de websites van Dexia:
“Labouchere Beleggingsproducten
Met de effectenleaseproducten van Labouchere Beleggingsproducten is het voor iedereen mogelijk kansrijk te beleggen. Ze zijn bestemd voor particulieren die op basis van hun financiële situatie deskundig advies van gespecialiseerde onafhankelijke financiële adviseurs wensen.” (mei 2000)
“De producten worden uitsluitend aangeboden via onafhankelijke, gespecialiseerde financiële adviseurs in ons land. Hun kwaliteit en kennis van zaken garandeert hun cliënten een met zorg omkleed, persoonlijk advies. Door training en begeleiding van de financiële adviseurs houden de accountmanagers van Labouchere Beleggingsproducten hen uitvoerig op de hoogte van de verschillende producten.” (mei 2000)
“Bank Labouchere Beleggingsproducten heeft een slagvaardige reputatie als het gaat om het ontwikkelen van innovatieve en creatieve beleggingsproducten. Onderdeel daarvan zijn de effectenleaseproducten, waarmee wij marktleider zijn. Deze bieden wij u aan via gespecialiseerde, onafhankelijke financieel adviseurs. De zorgvuldig geselecteerde financieel intermediairs kunnen u in deze fiscaal ingewikkelde tijden deskundig begeleiden bij de snelle en efficiënte opbouw van een aantrekkelijk kapitaal. De financieel intermediairs van Bank Labouchere Beleggingsproducten worden continue getraind, ondersteund en op de hoogte gehouden van nieuwe ontwikkelingen en producten.” (augustus 2001)
g) Een memorandum, opgesteld door Dexia, waarin onder meer het volgende staat:
“1.5 Tussenpersonen kwalificeerden onder de werking van de toenmalige Wet Toezicht Effectenverkeer 1995 (‘Wte’) als cliëntenremisiers. De werkzaamheden van de tussenpersonen zijn zelden beperkt gebleven tot de werkzaamheden van een cliëntenremisier in strikte zin, namelijk tot het aanbrengen van een cliënt bij een effecteninstelling. Doorgaans is er daarnaast sprake geweest van het geven van beleggingsadvies. (…)”
En in 5.1 van bedoeld memorandum:
“Hierboven is aan de orde geweest dat tussenpersonen die hebben bemiddeld terzake van effectenleaseproducten in de praktijk doorgaans ook hebben gefungeerd als beleggingsadviseur van de desbetreffende lessee. (…)”
3.10.
Dexia heeft opgemerkt dat de tekst van de website van Spaar Select dateert van april 2001 en dus slechts relevant zou kunnen zijn in zaken waarin de effectenleaseovereenkomst in de desbetreffende periode tot stand is gekomen, en/of opgemerkt dat de tekst van de website van Spaar Select slechts getuigt van de ambities van Spaar Select, niet van de realiteit. Dexia heeft echter niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat de tekst van de website de algemene werkwijze van Spaar Select ten tijde van het aangaan van de effectenleaseovereenkomst correct weergeeft. Daaraan doet niet af dat de werkwijze niet in alle gevallen steeds gevolgd is zoals op de website beschreven.
3.11.
Dexia heeft voorts de authenticiteit van de verklaringen [naam1] (onder c), [naam2] (onder d) en [naam3] (onder e) betwist. Deze betwisting heeft zij naar het oordeel van het hof niet althans onvoldoende gemotiveerd. Dexia legt niet uit waarom het voor haar bijvoorbeeld niet mogelijk is geweest om deze personen te vragen of het klopt dat zij deze verklaringen hebben afgelegd. De stelling van Dexia dat de verklaring van [naam1] kennelijk onwaarachtig is, omdat Dexia die verklaring op een enkel onderdeel ongeloofwaardig vindt, is dan ook een onvoldoende betwisting van de authenticiteit van de verklaring. Het hof neemt dan ook als vaststaand aan dat het hier daadwerkelijk gaat om authentieke verklaringen. Anders dan Dexia stelt, staat in de verklaring van [naam1] niet dat binnen Spaar Select niemand bekend was met de risico's die aan aandelenleaseproducten waren verbonden (punt 8 van de verklaring). Dit punt is daarnaast niet relevant voor waar het hier om gaat, namelijk Dexia’s bekendheid met de werkwijze van Spaar Select waarbij klanten werden geadviseerd. Voor het overige heeft Dexia de inhoud van de citaten onder (a) tot en met (g) als zodanig verder niet betwist. Naar het oordeel van het hof volgt hieruit dat Dexia, in de periode dat de afnemer de effectenleaseovereenkomst sloot, nauw samenwerkte met Spaar Select bij de verkoop van de producten van Dexia door Spaar Select en in dat kader er ook mee bekend was dat Spaar Select standaard, althans op grote schaal, beleggingsadvies gaf aan de cliënten die zij als remisier vervolgens bij Dexia aanbracht als afnemers van effectenleaseproducten.
3.12.
Dexia heeft verwezen naar (getuigen)verklaringen van [naam4] (5 oktober 2020), [naam5] (16 oktober 2020) en [naam6] (12 november 2020), (voormalige) medewerkers van (een franchisenemer van) Spaar Select. Dexia heeft daarnaast verwezen naar getuigenverklaringen van (voormalige) medewerkers van Dexia of (andere) tussenpersonen. Uit de getuigenverklaring van [naam6] die Dexia heeft overgelegd, leidt het hof niet af dat in de klantgesprekken die deze medewerker voerde niet werd geadviseerd. In de door [naam4] en [naam5] per e-mail geaccordeerde weergave van hun telefonische verklaringen, is slechts summier vermeld dat geen advies op maat werd gegeven. Deze verklaringen van enkele medewerkers van Spaar Select zijn van onvoldoende gewicht om af te doen aan hetgeen volgt uit de inhoud van de citaten onder (a) tot en met (g) over de gebruikelijke werkwijze van Spaar Select. De overige (getuigen)verklaringen waarnaar Dexia verwijst, leggen in dit verband eveneens te weinig gewicht in de schaal, en hebben bovendien niet specifiek betrekking op Spaar Select, zodat zij om die reden niet kunnen leiden tot een ander oordeel.
3.13.
Dexia verwijst voorts naar verklaringen en brieven van afnemers ter onderbouwing van haar stelling dat effectenleaseovereenkomsten op verschillende wijze werden afgesloten door tussenpersonen, en ter onderbouwing van haar betwisting dat Spaar Select een vaste werkwijze had waarbij zij klanten adviseerde. Het hof overweegt dat alleen bij enkele verklaringen is op te maken dat deze betrekking hebben op Spaar Select. Uit (nagenoeg) al deze verklaringen van klanten over hoe de gesprekken met de medewerker van Spaar Select zijn verlopen, volgt dat het doel van de gewenste vermogensopbouw en de financiële middelen die de klant daarvoor beschikbaar had, in die gesprekken zijn besproken en dat aan de klanten vervolgens een daarbij passend product als deugdelijk is gepresenteerd. Uit de verklaringen volgt in elk geval niet dat Spaar Select de klant niet heeft geadviseerd. Dat de klant zich kennelijk realiseerde dat Spaar Select (ook) een product wilde verkopen, is er niet mee onverenigbaar dat hij tevens door Spaar Select is geadviseerd. Uit de overige verklaringen en brieven, voor zover Dexia in de processtukken daarnaar verwijst, volgt niet dat deze betrekking hebben op Spaar Select. Bovendien doet de omstandigheid dat in bepaalde gevallen mogelijk niet door Spaar Select zou zijn geadviseerd er niet aan af dat uit bovengenoemde citaten onder (a) tot en met (g) volgt dat dit wel de gebruikelijke werkwijze was van Spaar Select, althans dat zij dit op grote schaal deed, en dat Dexia daarmee bekend was.
3.14.
Alles overziend, komt het hof in deze zaak tot het volgende oordeel. Dexia was ermee bekend dat in het kader van de gebruikelijke werkwijze van Spaar Select advies werd verleend aan potentiële klanten. Gezien die gebruikelijke werkwijze had het op de weg van Dexia gelegen, zoals hiervoor is overwogen, om bij de totstandkoming van de effectenleaseovereenkomst met de afnemer navraag te doen bij Spaar Select om te beoordelen of er al dan niet was geadviseerd. Indien Dexia al niet wist dat de afnemer door Spaar Select was geadviseerd, dan had zij dus behoren te weten dat Spaar Select de afnemer had geadviseerd, in de zin dat deze een gepersonaliseerde aanbeveling had gekregen van Spaar Select tot het aangaan van de effectenleaseovereenkomst. Voor bewijslevering op dit punt is dan ook geen plaats.
3.15.
Gelet op het voorgaande heeft Dexia bij het aangaan van de effectenleaseovereenkomst met de afnemer in strijd gehandeld met artikel 41 van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999. Het hof ziet voorgaande overwegingen en conclusies bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 9 juni 2023. [6] In dit geval eist de billijkheid daarom dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft, voor zowel de (eventuele) restschuld van de afnemer als voor de door deze betaalde rente, aflossing en kosten. Het beroep op eigen schuld gaat dan ook niet op.
Fiscaal voordeel
3.16.
Dexia heeft een grief gericht tegen de wijze waarop de kantonrechter de door Dexia te betalen schade heeft geformuleerd, omdat daarbij ten onrechte niet het door de afnemer genoten voordeel is betrokken.
Dat de schade dient te worden verminderd met eventueel voordeel en met de al ontvangen uitbetaling is tussen partijen niet in geschil. De afnemer betwist slechts het door Dexia gestelde bedrag van het genoten fiscaal voordeel.
3.17.
Het hof overweegt dat, om het genoten fiscaal voordeel te begroten, een vergelijking dient te worden gemaakt tussen de hypothetische situatie dat de afnemer geen effectenleaseovereenkomst zou hebben gesloten en de werkelijke situatie waarin dat wel het geval is. [7] In de hypothetische situatie zou de afnemer in zijn belastingaangifte al zijn inkomsten uit diverse bronnen vermelden en al zijn toegestane aftrekposten, zoals bijvoorbeeld renteaftrek in verband met een hypothecaire lening voor de eigen woning. In de werkelijke situatie heeft de afnemer die aftrekposten eveneens, maar daarboven nog de aftrekpost vanwege betaalde rente in verband met de effectenleaseovereenkomst.
Om te bepalen wat het genoten fiscaal voordeel als gevolg van de renteaftrek in verband met de effectenleaseovereenkomst is, dient dan in gevallen waarin de Wet IB 1964 van toepassing is (tot 1 januari 2001) de volgende rekensom te worden gemaakt. Het bruto inkomen dient te worden verminderd met de zonder de effectenleaseovereenkomst reeds bestaande aftrekposten. Dat resulteert in het belastbaar inkomen. Het belastbaar inkomen dient vervolgens te worden verminderd met de toepasselijke belastingvrije som die wordt bepaald door de toepasselijke tariefgroep. Tot slot dient de post ‘aftrekbare rente in verband met de effectenleaseovereenkomst’ bij de uitkomst daarvan te worden opgeteld. Zo is vast te stellen welk belastingtarief (of tarieven indien een tariefgrens gedeeltelijk wordt overschreden) op de uitkomst van deze rekensom van toepassing is en wat het fiscaal voordeel is. Indien de partner van de afnemer het hoogste inkomen heeft en indien daarom de aftrekbare rente door de partner in diens aangifte wordt opgevoerd, dient deze rekensom op diens gegevens te worden gebaseerd.
3.18.
Uit het vorenstaande volgt dat het hof de uitleg van Dexia over de vaststelling van het fiscaal voordeel niet deelt. Inzicht in het bruto jaarinkomen is, anders dan Dexia stelt, niet vereist.
De berekening van de afnemer is in overeenstemming met de door het hof weergegeven rekenmethode, waarbij het daarin gehanteerde belastingtarief (zoals onderbouwd met een bij memorie van antwoord alsnog ingebrachte belastingaanslag) inhoudelijk niet (voldoende) is bestreden door Dexia.
De grief van Dexia slaagt aldus alleen in zoverre dat bij de omvang van de schade alsnog een bedrag aan fiscaal voordeel in mindering moet worden gebracht, zij het minder dan door Dexia is begroot. Het hof begroot het door de afnemer genoten fiscale voordeel op € 2.776,14.
Dit bedrag is gebaseerd op het door Dexia op basis van haar administratie gestelde bedrag aan aftrekbare rente van € 4.397,84 op basis van de vier overeenkomsten. Welk bedrag de afnemer heeft afgetrokken, betreft informatie die in zijn domein ligt. De afnemer heeft dit door Dexia gestelde bedrag niet (voldoende) bestreden. Dit bedrag maal het belastingtarief van 33,90%, maakt € 1.490,87, vermeerderd met het bij conclusie van repliek door de afnemer als juist aanvaarde bedrag van € 1.285,27 aan ingehouden dividendbelasting.
Het bestreden vonnis zal daarom wat betreft de door de kantonrechter toegekende schadevergoeding worden vernietigd en het te vergoeden bedrag zal worden vastgesteld op (€ 20.080,27 minus € 2.776,14 =) € 17.304,13.
De conclusie
3.19.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven van Dexia falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd, behalve voor zover Dexia in 5.3 van het dictum van het vonnis van de kantonrechter van 21 februari 2023 is veroordeeld tot vergoeding van door de afnemer geleden schade tot een bedrag van € 20.080,27. Het bestreden vonnis zal daarom wat betreft de door de kantonrechter toegekende schadevergoeding worden vernietigd en het te vergoeden bedrag zal worden vastgesteld op (€ 20.080,27 minus € 2.776,14 =) € 17.304,13, zoals hiervoor overwogen.
3.20.
Dexia is aan te merken als de overwegend in het ongelijk gestelde partij. Zij is daarom in eerste aanleg terecht in de proceskosten veroordeeld, zodat de daartegen gerichte grief van Dexia faalt. Dexia dient ook in hoger beroep te worden veroordeeld in de proceskosten. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [8]
3.21.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De uitspraak

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het bestreden vonnis, behalve de beslissing in 5.3 van het dictum waarbij Dexia is veroordeeld tot vergoeding van door de afnemer geleden schade tot een bedrag van € 20.080,27, die hierbij wordt vernietigd, en beslist als volgt:
4.2.
veroordeelt Dexia tot vergoeding van door de afnemer geleden schade van
€ 17.304,13, te vermeerderen met wettelijke rente, telkens vanaf de dag der door de afnemer gedane betalingen tot aan de dag van volledige betaling, te voldoen binnen drie weken na betekening van dit arrest;
4.3.
veroordeelt Dexia tot betaling van de volgende proceskosten van de afnemer:
€ 343,- aan griffierecht;
€ 1.214,- aan salaris van de advocaat van afnemer (1 procespunten x appeltarief II);
4.4.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Aksu, A.J.J. van Rijen en G.P. Oosterhoff en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 oktober 2024.

Voetnoten

1.HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 en HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935.
2.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862, rov. 2.7.1 t/m 2.10.21 en HR 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:885, rov. 3.3.2.
3.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862, rov. 2.10.1.
4.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862, rov. 2.10.13.
5.HR 10 juni 2022, ECLI:+NL:HR:2022:862, rov. 2.10.16.
7.Vgl. gerechtshof ’s-Hertogenbosch 16 april 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1327.
8.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.