Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd om in deze procedure uitspraak te doen over de verzochte (invorderings- of belasting)rentevergoeding;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 316;
- veroordeelt de minister tot vergoeding van immateriële schade van € 1.684;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in beroep van € 37,50;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van belanghebbende in beroep van € 37,50;
- gelast dat de inspecteur en de minister, ieder voor de helft, het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 174 aan haar vergoedt;
- beslist dat, indien de immateriëleschadevergoeding, de proceskostenvergoeding en/of de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt vergoed, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
2.Gronden
‘Voor dit hoorgesprek is op 8 februari 2019 een uitnodiging verzonden. Bij de uitnodiging is een lijst met te bespreken dossiers bijgevoegd, zodat de gemachtigde zich kan voorbereiden.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;