Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond in de zaken vermeld in 2.17 van deze uitspraak;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar in de zaken waarin het beroep gegrond is, met uitzondering van de kostenvergoeding bezwaar en de beslissing over de immateriële schadevergoeding;
- verleent extra teruggaaf bpm voor de bedragen zoals genoemd in de overweging 2.17 van deze uitspraak bovenop de teruggaaf die reeds bij uitspraak op bezwaar was verleend;
- verklaart zich onbevoegd om in deze procedure uitspraak te doen over de verzochte (invorderings- of belasting)rentevergoeding;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 1.467;
- veroordeelt de minister tot vergoeding van immateriële schade van € 1.533;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende van € 525;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 345 aan haar vergoedt;
- beslist dat, indien de immateriëleschadevergoeding, de proceskostenvergoeding en/of de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt vergoed, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
2.Gronden
- pleitnota met dagtekening van 25 november 2021 in de zaken met zaaknummers 19/3602 t/m 19/3608;
- e-mail ‘reactie op wrakingsverzoek’ met dagtekening van 8 maart 2022 in alle zaaknummers;
- e-mail ‘pleitaantekeningen’ met dagtekening van 9 maart 2022 in alle zaaknummers.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;