Uitspraak
Uitspraak
12Naar aanleiding hiervan is een parlementaire enquête gehouden.
3De Parlementaire enquête opsporingsmethoden, IRT (1994-1996) concludeert in haar rapport van 1 februari 1996 dat van criminele burgerinfiltranten die onder regie van politie en justitie strafbare feiten plegen - geen gebruik moet worden gemaakt.
4
5In de motie wordt overwogen dat het werken met een criminele burgerinfiltrant een hoog processueel afbreukrisico kent. Het handelen van de criminele burgerinfiltrant is daarnaast in het algemeen slecht controleerbaar. Door de vaak voorkomende zogenaamde "dubbele agenda" bij een criminele burgerinfiltrant is slecht te controleren of zijn handelen voldoet aan het Tallon-criterium.
6De motie is op 26 november 1998 door de Tweede Kamer aanvaard.
7
8In deze motie wordt overwogen dat er zware criminelen en criminele organisaties zijn die hun criminele activiteiten zeer succesvol afschermen en met traditionele opsporingsmiddelen onvoldoende kunnen worden aangepakt. Bij deze vorm van zware criminaliteit kan de inzet van buitengewone opsporingsbevoegdheden, waaronder de inzet van de criminele burgerinfiltrant, noodzakelijk zijn, De inzet van een criminele burgerinfiltrant moet zeer zorgvuldig plaatsvinden vanwege de hoge processuele afbreukrisico’s. Alleen in hoge uitzonderingsgevallen en onder strikte waarborgen moet gewerkt kunnen worden met inzet van de criminele burgerinfiltrant. De Tweede Kamer verzoekt de regering dan ook om een criminele burgerinfiltrant alleen in te zetten:
- als voldaan is aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit;
- onder een zeer streng regime van waarborgen;
- bij zeer gesloten criminele groeperingen die zich schuldig maken aan de ernstigste vormen van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit;
- in korte trajecten, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van groei-infiltranten;
- na toestemming van de minister van Veiligheid en Justitie.
- algemeen dossier, pagina 1 tot en met 17449;
- algemeen dossier nazending februari 2021, pagina 9368 tot en met 9556;
- algemeen dossier nazending oktober 2021, pagina 9557 tot en met 9975;
- algemeen dossier nazending december 2021, pagina 9976 tot en met 10007;
- beslag dossier, pagina 1 tot en met 1005;
- beslag dossier nazending oktober 2021, pagina 1006 tot en met 1091;
- beslag dossier nazending december 2021, pagina 1092 tot en met 1114;
- methodieken dossier, pagina 1 tot en met 7663;
- methodieken dossier nazending februari 2021, pagina 7087 tot en met 7098; - methodieken dossier nazending oktober 2021, pagina 7099 tot en met 7106.
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeftgetracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
- meermalen contact gehad via (een) cryptotelefoon(s) over de uitvoer van 140 kilogram amfetaminenaar Finland en/of
- ontmoetingen gehad in Leeuwarden (in de Cambuurbar) en/of in Zurich en/of in Hurdegaryp (in HotelVan der Valk) om te overleggen over de uitvoer van 140 kilogram amfetamine naar Finland en/of
- ( een) cryptotelefoon(s) voorhanden gehad om te communiceren over de uitvoer van 140 kilogramamfetamine naar Finland en/of
- een geldbedrag van € 78.000,00, of een deel daarvan, voorhanden gehad dat bestemd was voor definanciering van de uitvoer van 140 kilogram amfetamine naar Finland;
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeftgetracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
- meerdere ontmoetingen/gesprekken/overleggen gehad in (onder meer) Thailand en/of inLeeuwarden (in de Cambuurbar) en/of in Hurdegaryp (bij Hotel Van der Valk) en/of in Noardburgum en/of in Amsterdam en/of
- meermalen telefonisch contact gehad en encrypted berichten verstuurd per cryptotelefoon met éénof meerdere partijen over de invoer van harddrugs naar Australië en/of over de aanbetaling daarvoor en/of
- per handgeschreven briefje met een achttal vragen inlichtingen gevraagd en/of
- ( een) cryptotelefoon(s) om te communiceren over de uitvoer van harddrugs naar Australiëvoorhanden gehad en/of
- een handgeschreven briefje met vragen over het opzetten van een transportlijn voor harddrugs naar
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit mede te plegen of om daarbij behulpzaam te zijnen/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
- aan (een) perso(o)on(en) gevraagd om de partij amfetamine de grens bij Denemarken over tebrengen en/of
- meermalen contact gehad via (een) cryptotelefoon(s) om te overleggen over de uitvoervan 30 kilogram amfetamine naar Denemarken en/of
- ( een) cryptotelefoon(s) voorhanden gehad om te communiceren over de uitvoer van 30 kilogramamfetamine naar Denemarken en/of
- een hoeveelheid amfetamine bestemd voor Denemarken voorhanden gehad;
- het buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of het bereiden en/of bewerkenen/of verwerken en/of vervaardigen en/of vervoeren en/of leveren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, strafbaar gesteld in artikel 2 aanhef en onder A en/of B en/of D van de Opiumwet en/of
- het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumweten/of
- witwassen als bedoeld in artikel 420bis en/of artikel 420ter en/of artikel 420quater van hetWetboek van Strafrecht;
1.Standpunt van de verdediging
2.Standpunt van de officieren van justitie
3.Oordeel van de rechtbank
10In de tenlastelegging hoeft niet te worden beschreven hoe de organisatie in elkaar steekt en wat ieders aandeel is geweest in die organisatie. Dit moet blijken uit de bewijsmiddelen.
11Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
1.Standpunt van de verdediging
2.Standpunt van de officieren van justitie
3.Oordeel van de rechtbank
De inzet van A-4110 als burgerpseudokoper/-dienstverlener en burgerinformant
1213Infiltratie is een zwaarder dwangmiddel dan pseudokoop/-dienstverlening.
14In tegenstelling tot de infiltrant dringt de pseudokoper/-dienstverlener de criminele organisatie niet binnen maar opereert hij daarbuiten.
15Er is een verschil tussen het afnemen van goederen of diensten van een organisatie en het daaraan deelnemen.
16
17Een informant zal dan ook niet deelnemen aan het plegen of beramen van misdrijven.
18
19Doel van de introductie is om te komen tot:
- de pseudokoop van een hoeveelheid harddrugs en/of
- de pseudodienstverlening met betrekking tot handelingen die betrekking hebben op het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben en/of vervaardigen van harddrugs;
- het winnen van vertrouwen van [medeverdachte 5] ;
- het zicht krijgen op de vermoedelijke contacten van [medeverdachte 5] met kaderleden van de Hells Angels, charter North Coast.
21De overeenkomst is hierna driemaal verlengd, laatstelijk op 15 februari 2019. Deze verlenging geldt tot 15 mei 2019.
222324
25
26De overeenkomst is hierna tweemaal verlengd, laatstelijk op 1 januari 2019. Deze verlenging geldt tot en met 1 april 2019.
2728
29
30Verder is op basis van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat de betreffende dwangmiddelen in de beschreven periode de facto voor een ander doel zijn ingezet dan waarvoor deze zijn gegeven. Het beginsel van zuiverheid van oogmerk ofwel het verbod van détournement de pouvoir, is dus ook niet geschonden. Gelet op het vorenstaande is dan ook niet gebleken dat het gestelde vormverzuim is begaan. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
crimineleburger als burgerinfiltrant. Immers, een criminele burger betreft eveneens een persoon die geen opsporingsambtenaar is.
31blijkt zonneklaar dat de wetgever de inzet van de criminele burgerinfiltrant op grond van het bepaalde in artikel 126w Sv niet heeft willen uitsluiten. In artikel 126w Sv is daarom geen onderscheid gemaakt tussen criminele en niet-criminele burgerinfiltranten.
32Zowel de niet-criminele als de criminele burgerinfiltrant valt onder deze bepaling en kan in beginsel dus worden ingezet.
33In de nota naar aanleiding van het verslag bij de Wet Bob wordt bovendien nadrukkelijk vermeld dat in de wet geen expliciete beperkingen zijn gesteld aan de inzet van criminele burgerinfiltranten.
34
35Eén van die vereisten is een "streng regime van waarborgen". Ook de inhoud van de Aanwijzing Opsporingsbevoegdheden
36(hierna: de Aanwijzing), waarin het openbaar ministerie zijn eigen handelen inzake de inzet van onder meer de criminele burgerinfiltrant (nader) heeft genormeerd, zou volgens de verdediging in dit verband niet toereikend zijn. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
3738
3940Het negeren van een motie kan politieke consequenties hebben, maar is voor een rechterlijke toetsing niet direct relevant.
41Indien de rechtbank zich bij de interpretatie van wettelijke bepalingen telkens zou moeten laten leiden door uitlatingen van de Minister van Justitie en Veiligheid (hierna: de Minister) of door politieke (meerderheids)opvattingen, zou afbreuk worden gedaan aan de rol van de rechtsprekende macht binnen de
trias politica.
42Beleidsregels
43Per 1 september 2014 is voornoemd verbod komen te vervallen. Sindsdien is het weer toegestaan om in bepaalde situaties criminele burgerinfiltranten in te zetten. In de thans geldende Aanwijzing wordt verwezen naar de vereisten uit de al eerder genoemde motieRecourt c.s., zodat de rechtbank ervan uitgaat dat het openbaar ministerie zich aan die vereisten heeft willen binden. Deze vereisten komen erop neer dat inzet van de criminele burgerinfiltrant enkel is toegestaan bij de aanpak van zware criminelen en criminele organisaties, die hun criminele activiteiten zeer succesvol afschermen en met traditionele opsporingsmiddelen onvoldoende kunnen worden aangepakt. Uit de Aanwijzing blijkt verder dat de inzet alleen in hoge uitzonderingsgevallen en onder strikte waarborgen mag plaatsvinden. Voldaan moet zijn aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Verder moet de inzet kortdurend zijn en mag er geen gebruik worden gemaakt van groei-infiltranten. Voor de inzet is bovendien toestemming nodig van de Minister.
44
4546en daarmee tevens een vormverzuim opleveren ex artikel 359a Sv.
4748
4950De rechtbank beschikt daarmee over voldoende instrumenten om de rechtmatigheid van de inzet van de criminele burgerinfiltrant te kunnen beoordelen.
handel in drugs, mensenhandel, omvangrijke milieudelicten, wapenhandel, maar ook om ernstige financiële misdrijven, zoals omvangrijke ernstige fraude, bijvoorbeeld een btw-carrousel.
51Dergelijke misdrijven schokken de rechtsorde ernstig door hun gewelddadige karakter of door hun omvang en gevolgen voor de samenleving. Ook minder ernstige misdrijven kunnen een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde, doordat zij in combinatie met andere misdrijven worden gepleegd, bijvoorbeeld valsheid in geschrifte in combinatie met omkoping van ambtenaren met het oog op verkrijging van vergunningen voor bedrijven, of kleine fraudes waarvan, gelet op de aard, kan worden vermoed dat deze deel uitmaken van een omvangrijke en ernstige vorm van fraude. Het dient te gaan om samenhang met andere door verdachte begane misdrijven.
52
5354Het gaat hier om misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
55
56Een dergelijke groep kan dus verschillende gedaanten aannemen.
57Niet is vereist dat sprake is van een criminele organisatie of georganiseerd verband.
58
59Voorts speelt ook het doel dat met de infiltratie wordt nagestreefd een rol.
6061
de beslissingom over te gaan tot criminele burgerinfiltratie, in het licht van de tegen de betreffende verdachte bestaande verdenkingen, waaruit naar voren komt dat leden van de Hells Angels (waaronder een prominent lid van charter North Coast: [verdachte] ) bij de internationale handel in harddrugs betrokken zijn, alsmede de aard en ernst van dit misdrijf, als proportioneel kan worden aangemerkt.
middle man) van [verdachte] . Tijdens de besprekingen met de groep [verdachte] c.s. hield A-4110 zich overwegend afzijdig. A-4110 nam zelf geen belangrijke beslissingen, maar verleende voornamelijk medewerking vanaf de zijlijn.
de wijzewaarop de opsporingsbevoegdheid criminele burgerinfiltratie is ingezet als proportioneel kan worden aangemerkt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking het hoofddoel van het onderzoek, de aard en ernst van de betreffende misdrijven, de wijze waarop en de (relatief beperkte) mate waarin is geïnfiltreerd, alsmede de duur van die infiltratie (ongeveer een jaar). De rechtbank merkt in dit verband op dat A-4110 is geïnfiltreerd in een gesloten groep die zich succesvol afschermt. Teneinde deel te nemen of medewerking te verlenen aan die groep en deze in kaart te kunnen brengen moest eerst een vertrouwensbasis ontstaan tussen A-4110 en [verdachte]
62
6364Er zijn situaties denkbaar waarin infiltratie noodzakelijk is, maar niet goed of met te veel risico door een opsporingsambtenaar kan worden verricht, bijvoorbeeld omdat de politie niet beschikt over een functionaris die beschikt over een zeer specifieke deskundigheid om zich in een bepaalde omgeving geloofwaardig te kunnen handhaven, of over andere speciale kwaliteiten, zoals
in casueen bepaalde reputatie in het criminele circuit.
656667Voornoemd vereiste is vastgelegd in artikel 126w, tweede lid, Sv. Met deze eis wordt tot uitdrukking gebracht dat (criminele) burgerinfiltratie een uitzondering zal zijn.
68Met de inzet van (criminele) burgerinfiltratie dient dan ook terughoudend om te worden gegaan.
69
70met veel internationale contacten. Een politiële infiltrant dan wel een burgerinfiltrant heeft deze reputatie niet en zou dit vertrouwen niet zonder meer genieten. De inzet van een "losse" politiële infiltrant of een niet-criminele-burgerinfiltrant in de groep zou bovendien argwaan hebben kunnen opwekken met alle veiligheidsrisico's van dien. Een lichtere vorm van infiltratie zou naar alle waarschijnlijkheid dan ook niet effectief zijn geweest.
71Het College dient vervolgens vooraf en schriftelijk in te stemmen met een overeenkomst tot burgerinfiltratie als bedoeld in artikel 126w Sv, een wijziging of een verlenging daarvan.
72Daarnaast dient het College de Minister op de hoogte te stellen van voornemens tot het inzetten van burgerinfiltranten.
73Voorts brengt het College beslissingen omtrent dit voornemen ter kennis van de Minister voordat zij worden uitgevoerd.
74
75Voor de rechtbank blijft echter van belang de wet die de bevoegdheid tot criminele burgerinfiltratie aan de officier van justitie geeft, en niet aan het College.
76De rechtbank zal de beslissing van de officier van justitie ten aanzien van de inzet tot criminele burgerinfiltratie zelfstandig moeten beoordelen. De rechtbank hoeft daarbij niet zo ver te gaan dat zij ook de zorgvuldigheid van de beslissing van het College onderzoekt.
77Voldoende is dat de rechtbank nagaat of de in de wet neergelegde (interne) procedure correct is bewandeld.
7879Daarbij is tevens van belang dat de Minister verantwoordelijk is voor het doen en laten van het openbaar ministerie en kan worden aangesproken op het (niet-) uitoefenen van zijn aanwijzingsbevoegdheden die hij aan zijn positie als ambtelijk chef of aan artikel 127 Wet RO ontleent.
8081
82
83
84Tijdens die presentatie is de inzet van criminele burgerinfiltrant A-4110 besproken.
85
86De rechtbank constateert dat hier sprake is geweest van een vormverzuim.
87De verbetering van de informatiepositie kan hoogstens een tussengelegen doel zijn, maar mag nooit een doel op zichzelf zijn.
88
89Behoudens aanwijzingen voor het tegendeel zullen bij de internationale drugshandel naar algemene ervaringsregels per definitie zware criminelen en criminele organisaties zijn betrokken. De rechtbank doelt daarbij in het bijzonder op de personen aan de top van de organisatie, dan wel de personen die het middenkader van de organisatie vormen. In het onderzoek Vidar is daarvan ook sprake geweest. Dat de zaak Vidar niet hetzelfde "niveau" zware criminaliteit haalt als dat in de zaken Passage, Marengo en Eris doet aan het vorenstaande niet af. Dergelijke zaken zijn een uitzondering in de Nederlandse strafrechtspraak en zeker niet de minimumstandaard voor hetgeen onder de noemer "zware criminaliteit" dient te worden verstaan. Een vergelijking met deze zaken is dan ook volstrekt misplaatst. Het gaat in de zaak Vidar nog steeds om aanmerkelijke handelshoeveelheden harddrugs, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat de internationale handel in harddrugs de samenleving ernstig kan ontwrichten omdat achter die handel doorgaans een wereld van (grootschalige) georganiseerde en ondermijnende criminaliteit schuilgaat, waarbij het gebruik van (excessief) geweld niet geschuwd wordt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan deze randvoorwaarde is voldaan.
90Aan deze subsidiariteitseis is reeds voldaan, zoals hierboven is toegelicht.
91Aan deze voorwaarde is reeds voldaan, zoals hierboven is toegelicht.
92In de Aanwijzing is ten behoeve daarvan opgenomen dat bij de inzet van een criminele burgerinfiltrant steeds bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de betrouwbaarheid en de stuurbaarheid van de in te zetten burger. De burgerinfiltrant zal dan ook altijd begeleid moeten worden door een opgeleide begeleider van de afdeling Afgeschermde Operaties van de Landelijke Eenheid.
93
briefingvan het begeleidingsteam van A-4110. Dit begeleidingsteam bestond uit daartoe opgeleide WOD-begeleiders.
94Tijdens de briefing werden de opdracht en het doel van de inzet besproken. Na afloop van de inzet vond een
debriefingplaats. Van de (de)briefings en inzetten zijn processen-verbaal opgemaakt. Ook is A-4110 over de inzetten gehoord. Van deze verhoren zijn eveneens processen-verbaal opgemaakt. A-4110 heeft naast de geplande inzetten contactmomenten met verdachten gehad zonder dat hiervoor opdracht is gegeven. A-4110 woonde gedurende het onderzoek Vidar in de nabije omgeving van enkele verdachten en maakte deel uit van hun sociale netwerk. Van deze spontane contacten heeft A-4110 het begeleidingsteam op de hoogte gesteld. Ook deze contacten zijn vastgelegd in processen-verbaal. De inzetten van A-4110 zijn, voor zover operationeel mogelijk, opgenomen met opnameapparatuur.
95In de loop van het traject werd bovendien opnameapparatuur geplaatst in de woning van A-4110 en in diens voertuig (waarin zich ook een camera bevond). De vele opgenomen gesprekken zijn woordelijk uitgewerkt en aan het dossier toegevoegd. Van de inzet is dus ruimschoots verslag opgemaakt.
explicietverwezen naar een uitlating van Minister Opstelten hieromtrent ("Zie pag. 20, Kamerstukken II 2013/2014, 29 279, nr. 195"). De rechtbank leidt hieruit af dat het College daarmee tot uitdrukking brengt dat aan voornoemde voorwaarde de volgende uitleg gegeven dient te worden:
96
97
98namelijk het doordringen tot criminele groepen zodat informatie kan worden verkregen vanuit de kern van de criminele groepering zelf: over de hoofdrolspelers, hun criminele activiteiten en over hun geldstromen, opdat deze hoofdrolspelers en criminele groeperingen aangepakt kunnen worden.
99Inherent aan infiltratie is dat sprake zal zijn van beïnvloeding van de groepering. Om geloofwaardig te zijn dient de infiltrant vaak een actieve rol te spelen in de groep. Hij dient betrokken te raken bij de groep van personen of de criminele organisatie om er vervolgens deel van uit te gaan maken, zodat hij informatie en bewijsmateriaal kan vergaren die nodig is in het belang van het onderzoek.
100Daartoe zal hij in meer of mindere mate in de groepering moeten groeien.
101
102Achterliggend belang van het "verbod" op criminele groei-infiltranten is namelijk dat geen afbreuk wordt gedaan aan de integriteit en de beheersbaarheid van de opsporing. Daarvan is, zoals uit het voorgaande mag blijken, geen sprake geweest. Anders dan bij de IRT-affaire is de opsporing niet "ontspoord" en evenmin zijn er onder verantwoordelijkheid van een officier van justitie (grote) hoeveelheden drugs op de markt terecht gekomen, zoals ten tijde van de IRT-affaire. Ten slotte kan niet worden gezegd dat door de wijze waarop en de mate waarin A-4110 is ingezet in strijd is gehandeld met het proportionaliteitsbeginsel.
103De facto is dit echter niet het geval.
104Indien de Minister van de inzet op de hoogte wordt gesteld draagt hij immers reeds een zwaardere politieke ministeriële verantwoordelijkheid. Hij kan in dat geval worden aangesproken op het nietuitoefenen van zijn aanwijzingsbevoegdheden. De randvoorwaarde dat de Minister expliciet toestemming moet verlenen voor de inzet van een criminele burgerinfiltrant lijkt dan ook vooral symbolisch te zijn.
105106De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de gegeven toestemming te twijfelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan deze randvoorwaarde is voldaan.
107
108109
1.Standpunt van de verdediging
3.Oordeel van de rechtbank
1.Vaststelling van de feiten
110Daarbij is ieder bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
2.Standpunt van de officieren van justitie
3.Standpunt van de verdediging
4.Oordeel van de rechtbank
inNederland valt hieronder mits de drugs bestemd zijn voor export.
111112
113slechts dan sprake kan zijn, indien verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk, dan wel dat hij deze gedragingen ondersteunt.
114
115
- de handel in verdovende middelen genereert winsten in contant geld. In het drugscircuit gaangrote bedragen om;
- het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privé personen is, in het gevaldat geld op legale wijze is verkregen, hoogst ongebruikelijk vanwege het risico van onder meer diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd (zaaksdossiers 12, 14, 16, 17);
- coupures van € 500,00 worden in het normale Nederlandse betalingsverkeer maar zeldengebruikt, terwijl deze wel voorkomen in het criminele milieu (zaaksdossier 13);
- het vanuit het buitenland fysiek van vervoeren van grote bedragen in contanten brengt eenaanzienlijk veiligheidsrisico met zich (zaaksdossiers 14 en 17);
- het rectaal - en dus heimelijk - vervoeren van grote geldbedragen vanuit het buitenland is hoogstens ongebruikelijk (zaaksdossier 14);
- het onder de grond bewaren van grote hoeveelheden geld is hoogstens ongebruikelijk (zaaksdossier 12).
122De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet anders kan zijn geweest dan dat de geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn geweest en dat verdachte daar wetenschap van heeft gehad.
- zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht teverschaffen en
- voorwerpen en gelden voorhanden hebben gehad, waarvan verdachte en verdachtesmededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
- meermalen contact gehad via cryptotelefoons over de uitvoer van 140 kilogram amfetamine naarFinland en
- ontmoetingen gehad in Leeuwarden (in de Cambuurbar) en in Zurich en in Hurdegaryp (Hotel Vander Valk) om te overleggen over de uitvoer van 140 kilogram amfetamine naar Finland en
- cryptotelefoons voorhanden gehad om te communiceren over de uitvoer van 140 kilogramamfetamine naar Finland en
- een deel van het geldbedrag van € 78.000,00, voorhanden gehad dat bestemd was voor definanciering van de uitvoer van 140 kilogram amfetamine naar Finland;
- zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht teverschaffen en
- voorwerpen voorhanden hebben gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wistendat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders
- meerdere ontmoetingen/gesprekken/overleggen gehad in onder meer Thailand en in
- meermalen encrypted berichten verstuurd per cryptotelefoon met één partij over de invoer vanharddrugs naar Australië en over de aanbetaling daarvoor en
- cryptotelefoons om te communiceren over de uitvoer van harddrugs naar Australië voorhandengehad;
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit mede te plegen en
- zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht teverschaffen en
- voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten datdie bestemd waren tot het plegen van dat feit,
- aan een persoon gevraagd om de partij amfetamine de grens bij Denemarken over te brengenen
- meermalen contact gehad via cryptotelefoons om te overleggen over de uitvoervan 30 kilogram amfetamine naar Denemarken en
- cryptotelefoons voorhanden gehad om te communiceren over de uitvoer van 30 kilogramamfetamine naar Denemarken en
- een hoeveelheid amfetamine bestemd voor Denemarken voorhanden gehad;
- het buiten het grondgebied van Nederland brengen en het bereiden en/of bewerken en/ofverwerken en vervaardigen en vervoeren en leveren en verkopen en afleveren en verstrekken van een middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, strafbaar gesteld in artikel 2 aanhef en onder A en B en D van de Opiumwet en
- het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumweten
- witwassen als bedoeld in artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
1.Vordering van de officieren van justitie
2.Standpunt van de verdediging
3.Oordeel van de rechtbank
1.Standpunt van de officieren van justitie
2.Standpunt van de verdediging
3.Oordeel van de rechtbank
123124
1.Standpunt van de officieren van justitie
2.Standpunt van de verdediging
3.Oordeel van de rechtbank
Kamerstukken II1995/96, 24 072, nrs. 10-11.
Deelneming aan een criminele organisatie(diss. Heerlen), Nijmegen: WLP, pagina 217.
NJ2015/203.
Stcrt.2014, 24442, onder 2.9.
Het Nederlandse parlement, Deventer: Wolters Kluwer 2017, pagina 366.
Infiltratie in het recht en in de praktijk(reeks Onderzoek en beleid), Den Haag: WODC, pagina 38.
Kamerstukken II2012/13, 29 911, 83;
Kamerstukken II2013/14, 29 279, nr. 173;
Kamerstukken II2013/14, 29 279, nr. 195.
Stcrt.2001, 39;
Stcrt.2004, 227;
Stcrt.2004, 227;
Stcrt.2005, 252;
Stcrt.2006, 201;
Stcrt.2007, 48;
Stcrt.2007, 239;
Stcrt.2009, 18014;
Stcrt.2011, 3240;
Stcrt.2012, 10486;
Stcrt.2013, 22031.
Stcrt.2014, 24442, onder 2.9.
NJ1991/119, m.nt. M. Scheltema, Th.W. van Veen, r.o. 5.1.
Jurisprudentie strafrecht select, Den Haag; SDU Uitgevers 2008, pagina 63.
Het Nederlands strafprocesrecht, bewerkt door M.J. Borgers en T. Kooijmans, Deventer: Wolters Kluwer 2021, pagina 69.
NJ2011/530.
Stcrt.2014, 24442, onder 2.9.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 29 (MvT).
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 74 (MvT).
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 11 (MvT).
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 30 (MvT).
Stcrt.2014, 24442, onder 2.9.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 121 (MvT).
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 46 (MvT).
Kamerstukken II1997/98, 25 403, nr. 7, pagina 68.
Stcrt.2014, 24442, onder 2.9.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 47 (MvT).
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 46 en 47 (MvT).
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 15 (MvT).
Stcrt.1999, 106
Stcrt.1999, 106 75
Kamerstukken II1997/98, 25 403, nr. 7, pagina 28.
Kamerstukken II1997/98, 25 403, nr. 7, pagina 28.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 15 en 16 (MvT).
Kamerstukken II1997/98, 25 403, nr. 7, pagina 5.
Kamerstukken II1997/98, 25 403, nr. 7, pagina 5.
Stcrt.2014, 24442, onder 2.9.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 3.
Inburgeren in de opsporing. Over de juridische positie van de burger in de opsporing van strafbare feiten(diss. Rotterdam), Rotterdam: E.M. Moerman 2016, pagina 139.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 3 (MvT).
Stcrt.2014, 24442, onder 2.9.
Kamerstukken II2013/14, 29 279, nr. 195, pagina 20.
Kamerstukken II1995-1996, 24 072, nrs. 10-11, pagina 74.
TPWS2017/3, onder 7.2.
Kamerstukken II2012/13, 29 911, nr. 83, pagina 1, 2 en 3.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 31 en 32 (MvT).
Kamerstukken II2013/14, 29 279, nr. 195, pagina 17.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 45 (MvT).
Kamerstukken II1997/98, 25 403, nr. 7, pagina 68.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 45 (MvT).
Tekst & Commentaar Strafrecht, Deventer: Wolters Kluwer (online, bijgewerkt 1 juli 2022), aantekening 3.