ECLI:NL:HR:2011:BT2099
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de rechtmatigheid van telefoontap bij verdenking van het uitgeven van valse bankbiljetten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het uitgeven van valse bankbiljetten en had beroep ingesteld tegen de veroordeling. De kern van het geschil betrof de rechtmatigheid van de inzet van een telefoontap, die door de rechter-commissaris was toegestaan. De verdediging stelde dat het enkele feit van het uitgeven van een vals bankbiljet geen ernstige inbreuk op de rechtsorde opleverde, en dat de telefoontap daarom onrechtmatig was. Het Hof had echter geoordeeld dat het uitgeven van valse bankbiljetten, gezien de aard van het misdrijf, wel degelijk een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleverde. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld door de ernst van het misdrijf te baseren op de aard ervan, zonder verder in te gaan op de specifieke omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef. De uitspraak benadrukt het belang van de aard van het misdrijf in relatie tot de inzet van dwangmiddelen zoals telefoontaps in het strafrecht.