ECLI:NL:HR:2000:AA6245
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1942 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in het Huis van Bewaring te Arnhem, was eerder door het Hof veroordeeld tot zeven jaren gevangenisstraf voor meerdere feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. G.G.J. Knoops, die middelen van cassatie had voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot verwerping van het beroep.
Het Hof had in zijn uitspraak overwogen dat er geen aanleiding was om het dossier te completeren met aanvullende gegevens, omdat het zich voldoende geïnformeerd achtte. Ook het verzoek van de raadsvrouw tot aanhouding van de behandeling werd afgewezen. De Hoge Raad beoordeelde de middelen van de verdachte, waarbij het eerste middel klaagde over de verwerping van het verweer tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De Hoge Raad oordeelde dat de stukken van de Centrale Toetsingscommissie (C.T.C.) niet als relevant konden worden aangemerkt voor de beoordeling van de zaak.
De Hoge Raad concludeerde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat er geen grond was voor vernietiging van de bestreden uitspraak. De beslissing van het Hof werd bevestigd, en het beroep werd verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is gepubliceerd in de rechtspraak.