ECLI:NL:GHSHE:2015:1181

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
20-001693-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een aanzienlijk geldbedrag tijdens een verkeerscontrole

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De verdachte, geboren in Frankrijk, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor witwassen van een geldbedrag van € 67.480,-. Dit bedrag werd aangetroffen tijdens een verkeerscontrole op de Rijksweg A16 te Breda op 15 november 2005. De verdachte had het geld in een rugzak en een plastic tas verstopt in zijn auto. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, maar de verdachte stelde dat hij onterecht was veroordeeld en dat het geld zijn eigendom was.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het eerdere vonnis. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak en teruggave van het geld. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat het geld legaal was verkregen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld voor het primair ten laste gelegde feit van witwassen. De verdachte is schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van het geld, wetende dat het afkomstig was uit een misdrijf. De opgelegde straf is een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, en het hof heeft bepaald dat een deel van het in beslag genomen geld verbeurd wordt verklaard.

De beslissing is gebaseerd op de artikelen 24, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact op de legale economie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 20-001693-14
Uitspraak: 25 maart 2015
TEGENSPRAAK ‖ PROMIS

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van
2 oktober 2008 in de strafzaak met parketnummer 02-628536-06 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats] (Frankrijk), [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte kort zakelijk weergegeven, ter zake van (het primair ten laste gelegde) witwassen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de eerste rechter beslist over de in beslag genomen geldbedragen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal bevestigen.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken en dat bijgevolg de in beslag genomen geldbedragen aan hem moeten worden teruggegeven. Subsidiair - indien het hof tot een bewezenverklaring komt - heeft de raadsman bepleit dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf dan wel een werkstraf zal worden opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 november 2005 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander of alleen, een geldbedrag van 67.080 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader(s) wist(en) dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2005 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander of alleen, een geldbedrag van 67.080 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij/zij redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijs [1]
1. Een proces-verbaal van bevindingen [2] d.d. 15 november 2005, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en eigen waarnemingen van de desbetreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 15 november 2005, omstreeks 20:30 uur, was ik verbalisant belast met een gecombineerde verkeerscontrole op de Rijksweg A16, rijrichting Breda onder de grensovergang Hazeldonk. Deelgenoten aan de controle waren Douane en Marechaussee. Ik, verbalisant, was in uniform gekleed en reed op een als dusdanig herkenbare politiemotorfiets.
Omstreeks bovengenoemd tijdstip zag ik een bestuurder van een personenauto met hoge snelheid in bovengenoemde rijrichting over de Rijksweg A16 rijden. Gezien de zeer hoge snelheid zette ik, verbalisant, de achtervolging in.
Gelet op de ervaring die ik als verbalisant ambtshalve heb opgedaan, schatte ik de gereden snelheid van de bestuurder op 180 kilometer per uur.
Vanaf de vluchtstrook gaf ik, verbalisant, de bestuurder een volgteken, waaraan hij voldeed.
Bij controle door de Douane, werd in het voertuig, personenauto merk Renault Scenic, voorzien van het kenteken [kenteken], een rugzak en een plastic zak aangetroffen. De inhoud bleek een aanzienlijk geldbedrag van ongeveer 60.000 euro. Buiten de bestuurder van het voertuig, waren er nog twee inzittenden aanwezig.
De bestuurder van het bovengenoemde voertuig bleek genaamd:
- [verdachte] geb.[geboortedatum] te [geboorteplaats].
2. Een proces-verbaal van bevindingen [3] d.d. 16 november 2005, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en eigen waarnemingen van de desbetreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 15 november 2005, omstreeks 20.30 uur, bevond ik mij, gekleed in uniform, op de parkeerplaats “Hazeldonk Oost”, gelegen aan de Rijksweg A16 te Breda. Ik nam aldaar deel aan een gecombineerde verkeerscontrole in samenwerking met de politie en de Koninklijke Marechaussee. Aldaar was ik belast met de controle op de naleving van de bepalingen genoemd in de Douanewet en de Wet op de accijns. Op datum en tijd voornoemd werd door een motoragent van de regiopolitie een personenauto van het merk: Renault, type: Scenic, kleur grijs, voorzien van het Franse kenteken [kenteken], van de Rijksweg A16 gedirigeerd naar de parkeerplaats “Hazeldonk-Oost” op de daar aanwezige controleplaats. Ik zag dat in het voertuig 3 mij onbekende manspersonen zaten. Hierop besloot ik om het voertuig te controleren op grond van de Wet op de accijns en ben naar het voertuig gelopen.
Na bekendmaking van mijn hoedanigheid en het doel van de controle heb ik aan de bestuurder gevraagd of er accijnsgoederen aanwezig waren in het voertuig. Hierop antwoordde de bestuurder ontkennend. Desgevraagd opende de bestuurder de kofferruimte van zijn voertuig. Er werden geen onregelmatigheden aangetroffen op grond van de Wet op de accijns. Bij het uitstappen van de duo passagier zag ik dat hij een jas in zijn hand hield. Ik zag dat de duo passagier de jas zo vasthield om vermoedelijk iets verborgen te houden. Ik zag dat hij naar de kofferbak liep, die nog openstond, en ik zag dat hij de jas snel in de kofferbak legde. Ik ben toen naar de kofferbak gelopen en heb de jas die de duo passagier er in had gelegd opgetild. Ik zag onder de jas een zwarte rugzak liggen. Ik heb de rugzak geopend en zag in de tas diverse bundels met euro’s van verschillende coupures liggen. Bij verdere controle van de personenauto zag ik onder de passagiersstoel, gelegen in een aldaar gevestigde lade, een witte plastic tas met opschrift “Braun möbel center”. Bij het openen van die witte plastic tas zag ik daarin een kleine plastic tas liggen met opschrift “Virgin megastore”. Bij het openen van de kleine tas zag ik diverse bundels met biljetten van 20 euro.
3. Een proces-verbaal [4] , d.d. 3 januari 2006, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen van de desbetreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 17 november 2005 werd door mij, F.J. Vermeulen, brigadier van politie, een onderzoek ingesteld aan 3989 [5] bankbiljetten van 5, 10, 20, 50 en 100 euro met een waarde van 67.480,- euro.
Verdachten:
  • [verdachte]
  • [medeverdachte 1]
  • [medeverdachte 2]
Conclusie: Het betroffen echte bankbiljetten.
Bijzonderheden:
48 bankbiljetten van 5 euro;
1942 bankbiljetten van 10 euro;
1771 [6] bankbiljetten van 20 euro;
208 bankbiljetten van 50 euro;
20 bankbiljetten van 100 euro.
4. Een proces-verbaal met betrekking tot het onderzoek naar vermoedelijke overtreding witwassen en afgezet tegen de algemeen geldende witwasaspecten in relatie tot de F.AT.F. lijst [7] d.d. 12 oktober 2006, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen van de desbetreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Uit de uitkomsten van het Rechtshulpverzoek wat door de officier van justitie te Breda was gericht aan de Franse autoriteiten blijkt ten aanzien van de verdachte:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [voornaam verdachte]
het volgende:
- Met betrekking tot zijn (legale) inkomsten:
De verdachte [verdachte] heeft in 2005 in totaal 2 keer salaris bekomen via een uitzendbureau nl. op 7 en 17 januari 2005. Overige legale bronnen van inkomsten in 2004-2005 zijn niet bekend geworden.
- Met betrekking tot zijn bancaire gegevens:
Met betrekking tot de bancaire gegevens van [verdachte] zijn een aantal bankrekeningen bekend geworden. Het betreft hier bankrekeningen die geen of marginale bankmutaties weergeven. Een aantal bankrekeningen zijn niet meer in gebruik. De plaats gehad hebbende contante opnames en/of stortingen betreffen bedragen die in geen verhouding staan tot het bedrag wat bij hem is aangetroffen. De saldi van de actuele bankrekeningen zijn eveneens niet hoog en in een aantal gevallen zelfs €0,-.
- Met betrekking tot bezit onroerend goed:
Verdachte bezit in Frankrijk geen onroerend goed.
- Met betrekking tot het bezit van voertuigen:
De verdachte bezit in Frankrijk geen voertuigen.
5. Het proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 11 maart 2015, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het geldbedrag van € 67.480,- dat in de auto is aangetroffen was ons drieën. Een derde van het totale geldbedrag was van mij.
6. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een rechtshulpverzoek van 3 januari 2006 [8] (vertaling in de Nederlandse taal) in de zaak tegen verdachte [verdachte], opgemaakt en ondertekend door officier van justitie te Breda, mr. P. Emmen d.d. 5 januari 2006, voor zover inhoudende:
Op 15 november 2005 vond er bij de grensovergang Hazeldonk te Breda een algemene verkeerscontrole plaats, in samenwerking met de Politie Midden & West Brabant, Koninklijke Marechaussee en de Douane. In verband met een verkeersovertreding werd de bestuurder van een personenauto naar een controleplaats gedirigeerd. Deze auto werd vervolgens gecontroleerd door een douanebeambte op grond van de Wet op de Accijns.
Bij het uitstappen van de duopassagier zag hij dat deze persoon een jas op een manier vasthield alsof hij iets wilde verbergen. Hij zag dat deze persoon naar de nog geopende kofferbak van de Renault liep en deze jas snel in de kofferbak legde. Hij zag onder deze jas een rugtas liggen. Toen hij deze rugtas opende zag hij diverse bundels met euro’s van verschillende coupures. Bij verdere controle zag hij onder de passagiersstoel in een lade een plastic zak liggen, waarin diverse bundels met bankbiljetten van 20 euro lagen.
In totaal bleek het te gaan om een geldbedrag van 67.480,- euro, in coupures van 10, 20, 50 en 100 euro. Dit geld zat verdeeld in een rugtas en een plastic tas en was grotendeels verpakt in krimpfolie.
Dit geld werd vervolgens inbeslaggenomen.
Verdachte 1
Naam: [verdachte]
Voornaam: [voornaam verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] te [geboorteplaats]
Adres: [adres]
Woonplaats: [woonplaats]
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Uit de navolgende feiten en omstandigheden, zoals deze naar voren komen uit de gebezigde bewijsmiddelen, volgt dat het niet anders kan zijn dan dat het in de bewezenverklaring vermelde geldbedrag - middellijk of onmiddellijk - afkomstig is uit enig misdrijf en dat de verdachte daarvan op de hoogte was:
  • de verklaring van verdachte dat hij een aanzienlijk contant geldbedrag vervoerde, te weten in totaal € 67.480,-. Het is een feit van algemene bekendheid dat het fysiek vervoeren van grote bedragen in contanten een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich meebrengt;
  • de wijze waarop het geldbedrag werd vervoerd, namelijk in een rugzak en in een kleine plastic tas, die onder de passagiersstoel in een lade lag;
  • de omstandigheid dat het geldbedrag bestond uit bundels bankbiljetten van €5,-, €10,-, €20,-, €50,- en €100,- waaronder 1942 bankbiljetten van €10,- en 1771 bankbiljetten van €20,-;
  • de omstandigheid dat een gedeelte van de bankbiljetten was omwikkeld in krimpfolie;
  • het feit dat ten aanzien van verdachte geen economische activiteit bekend is die in relatie staat tot zijn aandeel in het aangetroffen geldbedrag.
Het hof acht de verklaring die verdachte heeft gegeven voor de herkomst van zijn aandeel in het geldbedrag niet aannemelijk geworden.
Het hof acht die verklaring niet aannemelijk omdat:
(1) verdachte tegenstrijdig heeft verklaard omtrent zijn maandelijkse inkomsten. Ten overstaan van de politie heeft hij verklaard dat hij sinds een maand werkloos was, een uitkering ontving van € 1.100,- per maand en dat hij voorheen € 1.300,- per maand verdiende in de vervoerssector [9] , terwijl hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij destijds - onder meer - werkzaam was bij [bedrijf] als sponsmaker en een inkomen had van € 2.000,- per maand;
  • de inhoud van (een van) voornoemde verklaringen niet te verenigen is met de door de Franse autoriteiten ter zake verstrekte informatie, zoals daarvan blijkt uit voornoemd bewijsmiddel 4;
  • de verklaring van verdachte omtrent zijn inkomsten uit handel in auto’s niet controleerbaar en verifieerbaar is, op geen enkele wijze is onderbouwd en evenmin te verenigen is met voornoemde door de Franse autoriteiten verstrekte informatie.
Bespreking verweren
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken omdat -zakelijk weergegeven- :
er sprake is van détournement de pouvoir: de doorzoeking van de auto was onrechtmatig omdat deze ten onrechte heeft plaatsgevonden op grond van de Wet op de accijns. Nu derhalve in het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en de resultaten van het onderzoek, die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde, dient verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
niet bewezen kan worden dat het geld dat verdachte bij zich had uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte in dat kader een deugdelijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het aangetroffen geld.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Ad a)
Het hof is slechts gehouden te responderen op een door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van artikel 359a lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De enkele stelling van de raadsman dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig is geweest kan niet als een zodanig standpunt worden aangemerkt.
Het hof verwerpt reeds daarom het verweer.
Ad b)
Het verweer vindt weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen en de daarop gebaseerde bewijsoverweging en behoeft derhalve geen bespreking.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die zouden moeten leiden tot andere oordelen dan hiervoor gegeven.
Bewezenverklaring
Op grond van de feiten en omstandigheden als vervat in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 november 2005, te Breda, een geldbedrag van 22.360,- euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het hier gaat om een feit dat een ernstige bedreiging vormt van de legale economie en de integriteit van het financiële en economische verkeer aantast;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich daar geen enkele rekenschap van heeft gegeven en kennelijk uitsluitend heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Reeds daarom kan niet worden volstaan met een straf als bepleit door de verdediging. Het tijdsverloop maakt dat niet anders.
Alles overziende is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
Beslag
Het hierna te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag, dat naar het oordeel van het hof aan de verdachte toebehoort, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het feit is begaan. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Ten aanzien van het hierna te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van in totaal € 133,34 zal de teruggave aan verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van in totaal € 22.360,- in coupures van € 10,-, € 20,- en € 50,-.
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 133,34.
Aldus gewezen door
mr. H. Eijsenga, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. M.I.A. Schlaghecke-Bouman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.H. Verhoeven-van der Heijden, griffier,
en op 25 maart 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Schlaghecke-Bouman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De volgende bewijsmiddelen zijn – tenzij anders vermeld – afkomstig uit het proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, district Breda, Team Zundert, dossiernummer PL2038/05-015732, met sluitingsdatum 21 november 2006, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 341), nader te noemen: het politiedossier. Alle genoemde processen-verbaal van politie zijn in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde verbalisanten.
2.Pagina’s 32-33 van het politiedossier.
3.Pagina’s 34-35 van het politiedossier
4.Pagina’s 45-46 van het politiedossier
5.Het hof heeft geconstateerd dat bij optelling van het aantal bankbiljetten, zoals opgenomen op pagina 43 en 44 van het politiedossier, het totaal neerkomt op 3989 in plaats 5348.
6.Het hof heeft geconstateerd dat bij optelling van het aantal bankbiljetten van 20 euro, zoals opgenomen op pagina 43 en 44 van het politiedossier, het totaal aantal neerkomt op 1771 in plaats 3130.
7.Pagina’s 329-330 van het politiedossier
8.Pagina’s 66-69 van het politiedossier
9.Pagina 47 van het politiedossier