Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Personal Participation” is uiteengezet op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat eiser heeft deelgenomen aan gedragingen in de zin van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Dit voornemen maakt deel uit van het besluit van 17 april 2008 dat in rechte vaststaat. Hierdoor is voor plundering, het in brand steken van akkers en huizen, foltering, verkrachting en het vermoorden van burgers ook
personal participationvoor eiser vastgesteld. Eiser is er destijds niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij niet persoonlijk heeft deelgenomen aan de genoemde misdrijven. Verweerder heeft hem daarom terecht individueel voor deze misdrijven verantwoordelijk gehouden.
personal and knowing participation”. Bovendien heeft het Openbaar Ministerie (OM) niet voor alle in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag genoemde misdrijven rechtsmacht en kan het OM om doelmatigheidsredenen van vervolging afzien. Het is juist dat verweerder gehouden is om het gedrag van eiser sinds de verweten gedragingen te beoordelen, maar dit heeft verweerder ook gedaan. Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat, alhoewel er ernstige redenen bestaan om te veronderstellen dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, hij er geen blijk van geeft afstand te willen nemen van deze misdrijven. Hierbij is verweerder ook ingegaan op de verklaringen van eiser over de strijd van het communistische regime tegen de Mudjaheddin. Verweerder heeft zich immers op het standpunt gesteld dat eiser weliswaar in algemene zin heeft aangegeven dat hij de strijd van het communistische regime tegen de Mudjaheddin ongerechtvaardigd en zinloos vond, maar hij heeft dit niet betrokken op zijn eigen rol. Van enig schuldbewustzijn of verantwoordelijkheidsgevoel bij eiser over het leed dat met de misdrijven teweeg is gebracht, is daarom niet gebleken. De ter zitting door eiser ingeroepen uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 12 juli 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:7037) en van zittingsplaats Amsterdam van 8 januari 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:1228) maken dit niet anders. Ook de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 12 november 2018 en 21 mei 2019 leiden niet tot een ander oordeel. In die zaken had verweerder het ontbreken van schuldbewustzijn of verantwoordelijkheidsgevoel onvoldoende gemotiveerd. Verweerder heeft dit bij eiser wel voldoende gedaan. Het beroep op het tijdsverloop sinds het plegen van de misdrijven heeft eiser onvoldoende onderbouwd en geeft de rechtbank, gelet op wat hiervoor is overwogen, geen aanleiding voor een ander oordeel. De door eiser ter zitting ingeroepen uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 21 april 2020 (NL16.3988 en NL16.3989) maakt dit niet anders.