Conclusie
handtekening]
1.[A]
The Employer
2.[betrokkene 2]
The Employee
handtekening]
handtekening]
handtekening]
1.[A]
The Employer
[betrokkene 6]
The Employee
handtekening]
handtekening]
handtekening]
1.[A]
The Employer
2.[betrokkene 4]
The Employee
handtekening]
handtekening]
handtekening]
1.[A]
The Employer
2.[betrokkene 5]
The Employee
handtekening]
handtekening]
1.[A]
The Employer
2. [betrokkene 2]
The Employee
handtekening]
handtekening]
1.[A]
The Employer
2.[betrokkene 3]
The Employee
grossmonthly salary of EUR 1,424.40
handtekening]
1.[A]
The Employer
2.[betrokkene 1]
The Employee
handtekening]
handtekening]
1.[A]
The Employer
2.[betrokkene 1]
The Employee
handtekening]
handtekening]
1.[A]
The Employer
2.[betrokkene 4]
The Employee
handtekening]
handtekening]
1.[A]
The Employer
2.[betrokkene 5]
The Employee
handtekening]
handtekening]
1.[A]
The Employer
2.[betrokkene 5]
The Employee
grossmonthly salary of EUR 1,642.63
handtekening]
1.[A]
The Employer
2.[betrokkene 6]
The Employee
handtekening]
handtekening]
1.[A]
The Employer
2.[betrokkene 6]
The Employee
grossmonthly salary of EUR 1,673.89
handtekening]
handtekening]
De verklaring van de verdachte [verdachte] .De verdachte heeft
ter terechtzitting in eerste aanleg van 29 november 2016verklaard - zakelijk weergegeven-:
ter terechtzitting in hoger beroep van 13 mei 2019verklaard – zakelijk weergegeven-:
eerstemiddel klaagt dat het hof niet op de grondslag van de tenlastelegging onder 3 primair en 4 primair heeft beraadslaagd en beslist, althans dat de door het hof gegeven uitleg van de tenlastelegging onder 3 primair en 4 primair niet begrijpelijk is. Het bewezenverklaarde zou een ander feitelijk gebeuren beschrijven dan de opsteller van de tenlastelegging op het oog had. De steller van het middel geeft aan dat het debat tussen het openbaar ministerie en de verdediging in hoger beroep ging over de vraag of de verdachte en de medeverdachten ‘de in de tenlastelegging genoemde personen al dan niet conform de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag hadden betaald’. Ook bij de ondervraging van de verdachte en de medeverdachten zou ‘ de vraag centraal (hebben gestaan) waaruit het uitbetaalde salaris bestond alsook wat de hoogte daarvan was’. Het hof zou hebben beraadslaagd en beslist over de vraag ‘of het in de
contracts of employmentgestelde al dan niet met de in de tenlastelegging genoemde personen is
overeengekomenen - in verband hiermee – of hetgeen in de vergunningsaanvragen is vermeld, vals is’. Daarmee zou het hof een verwijt hebben bewezenverklaard dat niet ten laste was gelegd en waartegen de verdachte zichzelf ook niet heeft kunnen dan wel behoeven te verdedigen.
contract op employmentwaarin dezelfde gegevens stonden vermeld. Het hof heeft voorts vastgesteld dat de zes in de tenlastelegging genoemde personen de in de
contracts of employmentvermelde bedragen nooit met [D] zijn overeengekomen. Op grond van deze vaststellingen concludeert het hof dat zowel in de TWV-aanvragen als in de bij die aanvragen meegezonden
contracts of employment, valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat met de zes in de tenlastelegging genoemde personen was overeengekomen dat zij het daarin genoemde bruto maandloon zouden verdienen, zoals onder feit 3 primair ten laste is gelegd, respectievelijk het daarin genoemde maandelijks salaris zouden ontvangen, zoals onder feit 4 primair ten laste is gelegd. [5] Of uiteindelijk aan deze personen bedragen zijn uitbetaald die overeenkomen met, of meer bedragen dan, de in de
contracts of employmentgenoemde bedragen is naar het oordeel van het hof niet van belang nu deze personen (ook achteraf) geen partij kunnen zijn geworden bij een (arbeids-)contract waarvan zij de essentialia niet kenden.
NJ2018/60 m.nt. Mevis, waarin het hof de tenlastelegging van mensenhandel, in afwijking van hetgeen de advocaat-generaal had betoogd, niet had opgevat als een tenlastelegging waarin cumulatief meerdere strafbare feiten waren opgenomen. Uw Raad verwierp het door het openbaar ministerie ingestelde cassatieberoep.
contracts of employmenten de aanvragen tewerkstellingsvergunning waarbij die
contracts of employmentzijn meegezonden valselijk is vermeld dat met de zes in de tenlastelegging genoemde personen was overeengekomen dat zij het daarin genoemde bruto bedrag per maand zouden verdienen en het daarin genoemde maandsalaris zouden ontvangen. Die uitleg is niet in strijd met de bewoordingen van de tenlastelegging. Ik wijs er in dat verband op dat ook als de in de tenlastelegging vermelde bedragen uiteindelijk daadwerkelijk betaald zouden zijn, dat niet betekent dat op de in de tenlastelegging vermelde geschriften in overeenstemming met de waarheid is ingevuld dat de daarin vermelde personen de daarin vermelde bedragen zouden gaan ‘verdienen’ of als maandelijks salaris zouden ‘ontvangen’.
louterintellectueel valse geschriften tegenover
ookmaterieel valse geschriften. De termen zijn echter zodanig ingeburgerd, dat wij deze ook steeds hebben gebruikt.
materieelvalselijk hebben opgemaakt.
contracts of employmenten de aanvragen tewerkstellingsvergunning echt zijn, maar dat de inhoud in strijd met de waarheid zou zijn omdat aan de daarin vermelde personen niet de daarin vermelde bedragen zijn betaald. Het hof heeft de tenlastelegging kennelijk aldus uitgelegd dat de inhoud van de
contracts of employmenten de aanvragen tewerkstellingsvergunning vals is omdat daarin is vermeld dat met de betreffende personen was overeengekomen dat zij het daarin genoemde bruto maandloon zouden verdienen respectievelijk het daarin genoemde maandelijks salaris zouden ontvangen. Daarmee heeft het hof een intellectuele valsheid vastgesteld. Daarnaast zou in ’s hofs vaststellingen gelezen kunnen worden dat (bij de
contracts of employment) tevens een materiële valsheid aan de orde is, nu van een (door de werknemer ondertekende) overeenkomst feitelijk geen sprake is. Ook als dat zo is, betekent dat niet dat het hof de grondslag van de tenlastelegging zou hebben verlaten. Ik wijs er nogmaals op dat de vrijheid van de feitenrechter bij de uitleg van de tenlastelegging zijn grens vindt in de begrijpelijkheid, niet in de verschillen tussen intellectuele en materiële valsheid.
contracts of employmentniet alleen om de valsheid van de vermelde salarissen ging, maar ook om de daarin vermelde valse data en de omstandigheid dat deze contracten (deels) voorzien waren van een handtekening die niet door de daarin vermelde persoon was geplaatst. Ik merk nog op dat de steller van het middel wijst op een conclusie van A-G Aben, die – terecht - van belang acht of ‘de verdachte zijn verdediging heeft afgestemd, of heeft kunnen afstemmen op de door het hof gegeven uitleg van de tenlastelegging’. [10] Maar de steller van het middel maakt niet duidelijk dat die afstemming in de onderhavige zaak niet mogelijk was. Naar het mij voorkomt is aan dit vereiste ook niet tekortgedaan. [11] Gevolg van de interpretatie die het hof heeft gekozen is vooral dat verweren inzake feitelijke betalingen bij de feiten 3 en 4 voor de bewijsvraag niet van belang waren.
tweedemiddel behelst de klacht dat het hof ten onrechte de rapportage Forensisch boekenonderzoek van forensisch accountant dhr. D.B.C. Contzé RA niet heeft betrokken bij de beraadslaging over het onder 3 primair en 4 primair tenlastegelegde.
NJ2016/74. In die zaak had het hof het verzoek van de raadsman tot het voegen van een onderzoeksrapport in het dossier afgewezen op (onder meer) de grond dat de ‘opgemaakte rapportage niet noodzakelijk is voor enige in deze zaak te nemen beslissing’. Uw Raad overwoog dat het hof de aan te leggen maatstaf bij de beoordeling van het verzoek had miskend. Daar kwam bij dat de rapportage zich wel bij de stukken van het dossier bevond, zodat de overwegingen van het hof kennelijk ertoe strekten ‘als zijn oordeel tot uitdrukking te brengen dat het Hof het rapport niet bij zijn beraadslaging zal betrekken. Daarmee heeft het hof miskend dat het acht zal moeten slaan op de inhoud van op de voet van art. 414, eerste lid, Sv overgelegde bescheiden’ (rov. 2.4). De steller van het middel wijst vervolgens op ’s hofs overweging in het bestreden arrest inhoudend dat ‘niet van belang’ is of ‘uiteindelijk aan de betreffende uitzendkrachten bedragen zijn uitbetaald die overeenkomen met, of meer bedragen dan, de in de
contracts of employmentgenoemde bedragen’. Daarin zou besloten liggen dat het hof de rapportage ‘niet bij de beraadslaging over het onder 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft betrokken’.
derdemiddel bevat vijf bewijsklachten ten aanzien van de feiten 3 primair en 4 primair.
eerstesubklacht betreft de bewezenverklaring van feit 3 primair voor zover inhoudend dat ‘valselijk en in strijd met de waarheid’ in de aanvragen tewerkstellingsvergunning is ingevuld dat elk van de daarin genoemde personen het daarin genoemde bedrag ‘bruto per maand zou verdienen’. De
tweedesubklacht betreft de bewezenverklaring van feit 4 primair voor zover inhoudend dat ‘valselijk en in strijd met de waarheid’ in de
contracts of employmentis ingevuld dat elk van de daarin genoemde personen ‘een maandelijks salaris zou ontvangen’ van de daarin genoemde hoogte. Uit de verklaringen van de in de bewezenverklaring genoemde personen kan volgens de steller van het middel ‘niet meer worden afgeleid dan dat de in de tenlastelegging genoemde personen beschikten over een POEA-contract, dat zij niet bekend waren met andere (Nederlandse) contracten en/of andere contracten hebben ondertekend’. Hieruit zou niet kunnen worden afgeleid ‘dat in de tenlastelegging genoemde salarisbedragen niet zijn overeengekomen met de in de tenlastelegging genoemde personen nu het niet getekend hebben of het niet kennen van de desbetreffende overeenkomsten nog niet uitsluit dat het daarin vermelde salaris wel degelijk (mondeling) is overeengekomen’.
contracts of employmentnooit (zelf) te hebben ondertekend. En dat deze vier uitzendkrachten en [betrokkene 3] telkens hebben verklaard dat zij alleen het (Filipijnse) POEA-contract hadden en dat zij alleen dat contract in Manilla hebben ondertekend. [betrokkene 4] heeft, zo overweegt het hof, weliswaar verklaard het Nederlandse contract in Manilla te hebben ondertekend, maar dat was nadat hem was verteld dat dit contract een formaliteit was voor de Nederlandse overheid en dat hij volgens het POEA-contract zou worden betaald. Vervolgens stelt het hof vast dat de genoemde personen in Manilla weliswaar is voorgehouden dat zij een salaris zouden gaan ontvangen dat meer bedroeg dan het maandelijkse salaris dat (in dollars) stond vermeld in de POEA-contracten, welk salaris telkens een beduidend lager bedrag betrof dan het in het
contract of employmentvermelde bedrag, maar dat over de vraag hoeveel meer dat precies was, of tot welk concreet bedrag het POEA-salaris zou worden aangevuld, aan deze personen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst geen duidelijkheid is verschaft.
contracts of employmentnog niet uitsluit dat het daarin vermelde salaris (mondeling) is overeengekomen. Ik wijs er daarbij op dat in de aanvragen tewerkstellingsvergunning en in de
contracts of employmentbedragen in euro’s zijn genoemd terwijl in de POEA-contracten (naar het hof overweegt) het maandelijkse salaris in dollars was vermeld. En dat het hof op basis van de verklaringen van de in de tenlastelegging genoemde personen heeft vastgesteld dat het voor hen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst onduidelijk was hoeveel (meer dan het POEA salaris) zij precies zouden gaan verdienen. De mogelijkheid dat met de genoemde personen een (mondelinge) overeenkomst was afgesloten inhoudend dat zij het salaris zouden gaan verdienen zoals opgenomen in de
contracts of employment, is in de bewijsmiddelen mede in het licht van die vaststelling van het hof (in toereikende mate) uitgesloten.
derdesubklacht ziet op ’s hofs oordeel dat ook indien wordt aangenomen dat aan de in de tenlastelegging genoemde personen bij het zetten van hun digitale handtekening op een tablet te kennen zou zijn gegeven dat de handtekening onder meer gebruikt zou worden voor de ondertekening van ‘
a Dutch employment contract, as per attached sample, wich complies with the Dutch national (gross) minimum wage’, dat er niet aan kan afdoen dat (zo begrijp ik) bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst aan de in de bewezenverklaring vermelde personen geen duidelijkheid is verschaft, ‘nu de betreffende Filipijnse uitzendkrachten met de omvang van het alsdan in Nederland geldende bruto minimumloon niet bekend kunnen worden verondersteld’. Dat oordeel zou niet (zonder meer) begrijpelijk zijn: indien wordt afgesproken dat het salaris conform het Nederlandse minimumloon is, is dat volgens de steller van het middel ‘ook overeengekomen indien de andere partij de hoogte van dat minimumloon niet kent’.
in addition to") en niet tegenover de rechtbank of uw hof. De matrozen zelf waren hiervan ook op de hoogte. Tijdens de behandeling in eerste aanleg heeft cliënt [medeverdachte 2] verklaard wat zij hierover tijdens de selectie-interviews te horen kregen:
Electronic signatures and digital pictures by crew members joining Dutch river vessels”). Door middel van dit formulier werden de matrozen op zeer heldere wijze geïnformeerd over het doel waarvoor de digitale handtekening werd verzocht.
contracts of employmentvermelde bedragen nooit met [D] zijn overeengekomen. Het hof overweegt daartoe dat vijf uitzendkrachten hebben verklaard dat zij alleen het POEA-contract hadden en dat [betrokkene 4] weliswaar heeft verklaard het Nederlandse contract in Manilla te hebben ondertekend, maar dat hem daarbij is verteld ‘dat dit contract een formaliteit was voor de Nederlandse overheid en dat hij volgens het zogenaamde POEA-contract zou worden betaald’. Het hof overweegt vervolgens dat de genoemde personen weliswaar is voorgehouden dat zij een salaris zouden gaan ontvangen dat meer bedroeg dan het in de POEA-contracten vermelde salaris, dat beduidend lager was dan het in het
contract of employmentvermelde bedrag, maar dat aan deze personen geen duidelijkheid is verschaft hoeveel meer dan het POEA-salaris zij zouden gaan verdienen. Dat de Filipijnse uitzendkrachten niet bekend kunnen worden verondersteld met het Nederlands bruto minimumloon is, zo begrijp ik, een (extra) argument voor het oordeel dat zij – ook als zij over het op te maken ‘
Dutch employment contract’ zijn geïnformeerd - de in de
contracts of employmentvermelde bedragen nooit door hen met [D] zijn overeengekomen.
contract of employmenthebben gekregen, en dat die ene persoon ( [betrokkene 4] ) is verteld dat het een formaliteit was en dat hij volgens het POEA-contract zou worden betaald. Ik wijs er voorts op dat de informatie over het ‘
Dutch employment contract’ waar de pleitnota melding van maakt, vermeld is in een lijst met documenten ‘
to be submitted in Europe’, dat daarin geen melding wordt gemaakt van rechten die de betrokkene aan dat contract kan ontlenen, dat in dezelfde passage melding wordt gemaakt van ‘
prerequisites’ die de betrokkene moet hebben en dat over het ‘
net resulting amount’ alleen wordt verteld dat het
‘several hundreds of Euro’s less’ is. Ik merk voorts op dat uit de verklaring die de medeverdachte [medeverdachte 2] in eerste aanleg heeft afgelegd waar de pleitnota aan refereert, niet volgt dat aan de betrokken personen is meegedeeld dat in Nederland arbeidsovereenkomsten met hen werden opgemaakt waar zij rechten aan konden ontlenen. Uit deze verklaring volgt slechts dat zou zijn toegezegd dat de betalingen ook aan Europese normen voldoen; daarbij is specifiek verwezen naar compensatie voor wisselkoersen.
vierdesubklacht houdt – mede gelet op de toelichting - in dat het hof heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van het door de verdediging naar voren gebrachte uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dat de verdachte en de medeverdachten hebben voldaan aan de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en dat gelet daarop de bedragen die ten laste zijn gelegd, niet vals zijn
.De
vijfdesubklacht betreft ’s hofs oordeel dat ‘niet van belang’ is ‘of uiteindelijk aan de betreffende uitzendkrachten bedragen zijn uitbetaald die overeenkomen met, of meer bedragen dan, de in de
contracts of employmentgenoemde bedragen’. Dat oordeel zou zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk zijn, nu ‘de algemene ervaring leert dat werkgevers niet meer salaris zullen uitkeren dan is overeengekomen’. Deze deelklachten lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
"daadwerkelijk giraal, per cheque dan wel in contanten"hebben ontvangen. Op grond hiervan concludeert Contzé dat:
het bruto maandloonvalselijk zou zijn opgegeven. Het vakantiegeld dat te pas en onpas genoemd wordt, is in het kader van de eerste vraag van art. 350 Sv dus niet relevant.
moetzijn geweest. Onkostenvergoedingen en dergelijke werden immers niet uitbetaald. Dergelijke kosten werden simpelweg door [D] gemaakt.
contracts of employmenten tewerkstellingsvergunningen niet valselijk zijn opgemaakt, aangezien het in die geschriften genoemde salaris (of meer) steeds is betaald aan de zes in de tenlastelegging genoemde personen. Verdachte diende naar het standpunt van de verdediging om die reden van het onder 3 en 4 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
contracts of employmentgenoemde bedragen’ (de door de vijfde deelklacht bekritiseerde overweging). Daarmee faalt de vierde deelklacht.
contracts of employmentgenoemde bedragen’ niet onbegrijpelijk is. Ook als hogere bedragen zijn uitbetaald dan in de
contracts of employmentzijn vermeld, heeft het hof deze geschriften als valselijk opgemaakt kunnen aanmerken. Ik wijs in dit verband nog op een voorbeeld dat Bakker in zijn proefschrift geeft. Wanneer een bediener van een weegbrug het gewicht van een vrachtauto op het oog schat en vervolgens een weegbriefje uitschrijft, is dat briefje (intellectueel) vals opgemaakt, ‘zelfs al is het gewicht van de betreffende auto tot op de gram nauwkeurig geschat’. Bepalend is dat de vrachtauto niet is gewogen, terwijl er bij een dergelijke weegbrief vanuit mag worden gegaan dat het genoemde gewicht met gebruikmaking van de weegbrug is vastgesteld en niet is geschat. [15]
vierdemiddel klaagt dat het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is geschonden aangezien de stukken van het geding niet binnen acht maanden nadat het cassatieberoep is ingesteld naar de griffie van de Hoge Raad zijn verzonden.