ECLI:NL:HR:2019:779

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
17/03863
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Lokaalvredebreuk door na opgelegd winkelverbod supermarkt binnen te dringen

In deze zaak gaat het om de vraag of de verdachte, die op 6 juni 2016 wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal van een Albert Heijn XL in Tilburg, zich schuldig heeft gemaakt aan lokaalvredebreuk. De verdachte had eerder, op 7 mei 2016, een schriftelijk winkelverbod gekregen voor de duur van 12 maanden, maar het hof heeft geoordeeld dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van dit verbod. Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van een eerder winkelverbod dat op 24 april 2016 aan hem was opgelegd. Het hof heeft geoordeeld dat voor de strafbaarheid van de verdachte niet van belang is wanneer het verbod is opgelegd, maar dat het enkel van belang is dat het verbod ten tijde van het binnendringen van kracht was. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarbij het hof de grondslag van de tenlastelegging niet heeft verlaten. De uitspraak van het hof is bevestigd, en de verdachte is schuldig bevonden aan lokaalvredebreuk.

Uitspraak

21 mei 2019
Strafkamer
nr. S 17/03863
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 juli 2017, nummer 20/002965-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof bij de bewezenverklaring de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten.
2.2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 6 juni 2016 te Tilburg in een besloten lokaal gelegen aan de Jan Heijnsstraat en in gebruik bij Albert Heijn XL, althans bij een ander of anderen dan bij hem, verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 7 mei 2016 schriftelijk de toegang tot die voornoemde Albert Heijn XL ontzegd voor de duur van 12 maanden."
2.2.2.
Daarvan heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op 6 juni 2016 te Tilburg in een besloten lokaal gelegen aan de Jan Heijnsstraat en in gebruik bij Albert Heijn XL wederrechtelijk is binnengedrongen."
2.2.3.
Het Hof heeft naar aanleiding van een gevoerd verweer het volgende overwogen en beslist:
"Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat op basis van het voorhanden zijnde dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van het collectieve winkelverbod dat op 7 mei 2016 aan hem was aangezegd en uitgereikt.
Uit het ter terechtzitting in hoger beroep door de advocaat-generaal overgelegde proces-verbaal van politie (met registratienummer PL2000-2016116271) blijkt echter dat verdachte wel degelijk op de hoogte was van het collectieve winkelverbod dat op 24 april 2016 aan hem was aangezegd en uitgereikt. In de 'Aanzegging collectief winkelverbod' d.d. 24 april 2016 is verdachte voor de duur van twaalf maanden de toegang ontzegd tot Winkelcentrum Jan Heijnsstraat, van welk winkelcentrum ook de in de tenlastelegging genoemde Albert Heijn XL deel uitmaakt. Blijkens een proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 7 mei 2016 heeft verdachte in het kader van een andere strafzaak bovendien verklaard dat hij wist dat hem een winkelverbod (het hof begrijpt: het winkelverbod van 24 april 2016) was opgelegd.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit het vorenstaande dat verdachte op de hoogte was van het collectieve winkelverbod dat van kracht was van 24 april 2016 tot 24 april 2017, zodat verdachte zich op 6 juni 2016 schuldig heeft gemaakt aan lokaalvredebreuk door de Albert Heijn XL aan de Jan Heijnsstraat te Tilburg binnen te gaan.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer."
2.3.
Art. 138, eerste lid, Sr luidt:
"Hij die in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie."
2.4.1.
De tenlastelegging is toegesneden op art. 138 Sr. Zij behelst het verwijt dat de verdachte wederrechtelijk is binnendrongen in een besloten lokaal in gebruik bij Albert Heijn XL. Het Hof is tot een bewezenverklaring gekomen, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde onderdeel "immers was hem, verdachte, met ingang van 7 mei 2016 schriftelijk de toegang tot die voornoemde Albert Heijn XL ontzegd voor de duur van 12 maanden". Volgens het Hof kon niet worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van dat verbod van 7 mei 2016; dat kon echter wel worden vastgesteld met betrekking tot zo'n verbod van 24 april 2016.
2.4.2.
Aldus oordelend heeft het Hof de grondslag van de tenlastelegging niet verlaten, in aanmerking genomen dat voor het overtreden van een voor de verdachte geldend winkelverbod, strafrechtelijk niet van belang is met ingang van welke datum de verdachte de toegang tot de winkel was ontzegd, maar uitsluitend dat ten tijde van het binnendringen zo een verbod van kracht was.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 mei 2019.