ECLI:NL:HR:2016:2521

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
8 november 2016
Zaaknummer
15/00531
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over mensenhandel en de mogelijkheid van partiële intrekking van hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder door de Rechtbank Noord-Nederland veroordeeld voor mensenhandel, waarbij hij een vrouw had geworven en uitgebuit. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van dwang en misbruik van een kwetsbare positie. De Rechtbank had de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar het Openbaar Ministerie had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak. Tijdens de procedure bij het Hof heeft de Advocaat-Generaal een partiële intrekking van het hoger beroep voorgesteld, wat leidde tot de vraag of dit mogelijk was gezien de impliciete cumulatieve tenlastelegging. Het Hof oordeelde dat de tenlastelegging niet als cumulatief moest worden opgevat, waardoor de partiële intrekking niet mogelijk was. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het Hof de tenlastelegging correct had geïnterpreteerd. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef.

Uitspraak

8 november 2016
Strafkamer
nr. S 15/00531
IF/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 13 januari 2015, nummer 21/004848-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte, J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Procesgang

2.1.
Bij inleidende dagvaarding is, voor zover in cassatie van belang, aan de verdachte onder 1 tenlastegelegd dat:
"hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 3 oktober 2012 te Sint Annaparochie en/of te Burgum en/of Bolsward en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
sub 1.- een vrouw ([slachtoffer]) door dwang en/of geweld en/of een of andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over [slachtoffer], heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer], en/of
sub 4.- een vrouw ([slachtoffer]) met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder sub 1 genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
en/of
sub 6.- opzettelijk voordeel heeft betrokken uit de uitbuiting van een vrouw ([slachtoffer])
en/of
sub 9.- een vrouw ([slachtoffer]) met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer] met of voor een derde,
immers heeft/is verdachte met een of meer van zijn mededaders en/of alleen,
- met [slachtoffer] een relatie aangegaan en/of tegen [slachtoffer] gezegd dat hij nog bij zijn ouders woonde en/of zich tegenover [slachtoffer] voorgedaan alsof hij een serieuze relatie met haar wilde opbouwen en/of voor [slachtoffer] verzwegen dat hij een relatie had en/of
- [slachtoffer] die verstandelijk beperkt is (te weten functionerende op het niveau van een kind van 6 tot 9 jaar oud) en/of onder bewind is gesteld telkens heeft voorzien van drank en/of drugs (te weten GHB en/of XTC en/of GBL en/of lachgas) en/of
- een seksadvertentie opgesteld en/of op een website "Chatgirl" geplaatst en/of waarbij erotische/sexy (door verdachte en/of verdachtes mededader gemaakte) foto's werden bijgevoegd en/of waarbij vervolgens afspraken werden gemaakt en zogenaamde pay-dates werden geregeld en/of
- [slachtoffer] sexy lingerie en/of schoenen met hoge hakken heeft gegeven en/of
- afspraken gemaakt met mannen en/of stellen waarmee [slachtoffer] vervolgens seks had en/of waarbij [slachtoffer] (telkens) onder invloed van (grote hoeveelheden) alcohol en/of drugs was, hetgeen haar door hem, verdachte, en/of diens mededader(s) toegediend en/of verstrekt was en/of waarbij [slachtoffer] een aantal malen is "out" gegaan en/of waarbij verdachte vervolgens geen medische hulp in riep en/of
- tegen [slachtoffer] gezegd (terwijl ze wilde stoppen met een pay-date en huilend verdachte belde) "dat ze door moet gaan met een pay-date en/of dat ze het verdiende geld goed moet opbergen en/of het is toch leuk dat mannen geld voor je over hebben" en/of
- telkens (een deel van) het door [slachtoffer] in de prostitutie verdiende geld aan hem en zijn mededader laten afstaan en/of in ontvangst genomen en/of
(aldus) heeft verdachte met gebruikmaking van zijn psychisch overwicht op [slachtoffer] een situatie gecreëerd, waarbij [slachtoffer] geen weerstand kon bieden aan het door verdachte brengen van [slachtoffer] in de prostitutie en/of waarbij zij zich hier niet aan kon onttrekken."
2.2.
De Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, heeft - met vrijspraak van hetgeen meer of anders is tenlastegelegd - bij vonnis van 18 april 2013 daarvan bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 februari 2012 tot en met 3 oktober 2012 te Sint Annaparochie en te Burgum en te Bolsward en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander sub 4.- een vrouw, [slachtoffer], door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, immers is/heeft verdachte met zijn mededader
- met [slachtoffer] een relatie aangegaan en tegen [slachtoffer] gezegd dat hij nog bij zijn ouders woonde en zich tegenover [slachtoffer] voorgedaan alsof hij een serieuze relatie met haar wilde opbouwen en voor [slachtoffer] verzwegen dat hij een relatie had en
- [slachtoffer] die verstandelijk beperkt is en onder bewind is gesteld telkens heeft voorzien van drugs, te weten GHB en XTC en GBL en lachgas
- een seksadvertentie opgesteld en op een website "Chatgirl" geplaatst en waarbij erotische door verdachte en verdachtes mededader gemaakte foto's werden bijgevoegd en waarbij vervolgens afspraken werden gemaakt en zogenaamde pay-dates werden geregeld en
- tegen [slachtoffer] gezegd, terwijl ze wilde stoppen met een pay-date en huilend verdachte belde "dat ze door moet gaan met een pay-date en dat ze het verdiende geld goed moet opbergen" en "het is toch leuk dat mannen geld voor je over hebben" en
- telkens (een deel van) het door [slachtoffer] in de prostitutie verdiende geld in ontvangst genomen."
2.3.
De Rechtbank heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als "mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen" en de verdachte te dier zake veroordeeld.
2.4.
De stukken van het geding houden in dat de Officier van Justitie tegen dit vonnis hoger beroep heeft ingesteld. Voorts bevindt zich bij die stukken een akte intrekking hoger beroep, inhoudende dat de Advocaat-Generaal bij het Hof het hoger beroep partieel heeft ingetrokken, "met dien verstande dat de advocaat-generaal het appel met betrekking tot feit 1 sub 4 intrekt en het appel voor het overige handhaaft".
2.5.
Het bestreden arrest houdt onder meer het volgende in:
"Op 16 oktober 2013 heeft de advocaat-generaal ter griffie verklaard het op 1 mei 2013 door de officier van justitie ingestelde beroep partieel in te trekken met dien verstande dat hij het appel met betrekking tot feit 1 sub 4 intrekt. Hiervan is een akte intrekking hoger beroep opgemaakt. Op beide terechtzittingen van het hof heeft de advocaat-generaal betoogd dat als gevolg van deze partiële intrekking het hoger beroep is beperkt tot de door de rechtbank gegeven vrijspraken. De tenlastelegging moet als impliciet cumulatief worden beschouwd en in verband daarmee kan, nu het in samenhang daarmee volgens hem om gevoegde feiten gaat, op grond van artikel 407 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering het hoger beroep worden beperkt tot de door de rechtbank gegeven vrijspraken.
De verdediging heeft deze opvatting bestreden en gaat uit van een hoger beroep tegen het vonnis in zijn geheel.
De beantwoording van de vraag die voorligt is afhankelijk van de wijze waarop de onderhavige tenlastelegging moet worden gelezen.
In de tenlastelegging wordt na een algemeen deel betreffende tijd, plaats en medeplegen met sub aanduidingen, gescheiden door en/of, een verwijzing gedaan naar de verschillende onderdelen van artikel 273 f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht waarbij de getallen genoemd achter iedere sub overeenkomen met de in de wettekst voorkomende getallen met daar achter de delictsomschrijving. Waar bij cumulatieve tenlasteleggingen de getallen opeenvolgend zijn is dat hier dus niet het geval.
Daarna volgt een algemeen deel, inhoudende een feitelijke beschrijving van de gedragingen van verdachte en/of medeverdachte. Bij die feitelijke beschrijving is geen specifieke verwijzing naar een van de hiervoor genoemde sub-onderdelen gemaakt, zodat de steller van de tenlastelegging kennelijk heeft bedoeld dat al die gedragingen op elke van de voorgaande op de wettekst gebaseerde sub-onderdelen betrekking hebben.
Lezing van de tenlastelegging brengt naar het oordeel van het hof niet mee dat hier sprake is van een impliciet cumulatieve tenlastelegging en de tenlastelegging zal in hoger beroep dan ook in haar geheel worden beoordeeld.
Het door de advocaat-generaal beoogde partiële appel is hier door de wijze van tenlasteleggen niet mogelijk nu het niet om gevoegde zaken als omschreven in artikel 407 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering gaat en het beroep zal dan ook in volle omvang worden beoordeeld."
2.6.
Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van al hetgeen onder 1 is tenlastegelegd.

3.Beoordeling van het middel

3.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat geen sprake is van een impliciet cumulatieve tenlastelegging en dat partiële intrekking van het hoger beroep daarom niet mogelijk was.
3.2.
De tenlastelegging is toegesneden op art. 273f, eerste lid, Sr. Deze bepaling luidde ten tijde van het tenlastegelegde, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang:
"Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft:
1° degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen;
(...)
4° degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar te stellen dan wel onder de onder 1° genoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar stelt;
(...)
6° degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander;
(...)
9° degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde of van de verwijdering van diens organen."
3.3.1.
Art. 407 Sv luidt:
"1. Het hooger beroep kan slechts tegen het vonnis in zijn geheel worden ingesteld.
2. Zijn echter in eersten aanleg strafbare feiten gevoegd aan het oordeel van de rechtbank onderworpen, dan kan het hooger beroep tot het vonnis voor zoover dit eene of meer der gevoegde zaken betreft, worden beperkt."
3.3.2.
In geval van gevoegde zaken als bedoeld in art. 407, tweede lid, Sv kunnen de partijen de omvang van hetgeen aan het oordeel van de appelrechter is onderworpen zelf beperken, doch uitsluitend - binnen de door de wet getrokken grenzen - door middel van de in de door de griffier op te maken akte verwerkte verklaring onderscheidenlijk de verklaring als bedoeld in art. 451a Sv waarmee het rechtsmiddel wordt ingesteld. Daarnaast bestaat tot de aanvang van de behandeling van het hoger beroep de mogelijkheid het hoger beroep geheel of gedeeltelijk in te trekken op de wijze die in de art. 453 en 454 Sv is voorzien. Indien het hoger beroep niet op deze wijze is beperkt, is het gehele in eerste aanleg gewezen vonnis aan het oordeel van de rechter in hoger beroep onderworpen. (Vgl. HR 28 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2709, NJ 2013/531.)
3.4.
Het Hof heeft blijkens zijn hiervoor onder 2.5 weergegeven overweging de tenlastelegging niet opgevat als een tenlastelegging waarin cumulatief - en derhalve gevoegd - meerdere strafbare feiten zijn opgenomen.
Die aan de feitenrechter voorbehouden uitleg van de op art. 273f Sr toegesneden tenlastelegging is met haar bewoordingen niet onverenigbaar, zodat deze in cassatie moet worden geëerbiedigd. Gelet hierop is het oordeel van het Hof dat partiële intrekking van het hoger beroep door het Openbaar Ministerie niet mogelijk was, juist.
3.5.
Het middel faalt.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 november 2016.