ECLI:NL:HR:2016:1015

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
31 mei 2016
Zaaknummer
15/01865
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de uitleg van de tenlastelegging bij onverdoofd slachten van schapen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was vrijgesproken van het tenlastegelegde onverdoofd slachten van schapen. Het hof had geoordeeld dat de tenlastelegging niet ondubbelzinnig was en dat de verdachte slechts op één datum bij het slachten van één schaap betrokken was. De advocaat-generaal had cassatie ingesteld, omdat hij van mening was dat het hof de grondslag van de tenlastelegging had verlaten. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van het hof, dat de tenlastelegging slechts betrekking had op 'schapen' in meervoud, niet onverenigbaar was met de bewoordingen van de tenlastelegging. De Hoge Raad bevestigde dat de aan de feitenrechter voorbehouden uitleg van het hof in cassatie moest worden geëerbiedigd. De klachten van de advocaat-generaal werden verworpen, en het beroep in cassatie werd afgewezen.

Uitspraak

31 mei 2016
Strafkamer
nr. S 15/01865 E
AGE/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, Economische Kamer, van 11 december 2014, nummer 21/005112-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsvrouwe van de verdachte, L.F. Withaar-Weijns, advocaat te Urk, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof wat betreft het onder 1 en 3 tenlastegelegde de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten.
2.2.1.
Aan de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - tenlastegelegd dat:
"1:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 7 december 2011 te Espel, in de gemeente Noordoostpolder, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk buiten een slachthuis schapen heeft gedood, terwijl dat slachten zonder voorafgaande bedwelming met een penschiettoestel gebeurde;
en/of
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 7 december 2011 te Espel in de gemeente Noordoostpolder, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk schapen heeft geslacht en/of laten slachten, als bedoeld in het derde lid van artikel 44 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren:
- terwijl dit niet geschiedde in een door de minister van Landbouw, in overeenstemming met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen inrichting, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededaders schapen geslacht in een stal, bedrijfsruimte op het terrein van [A] aan de [a-straat] en/of
- terwijl dit niet geschiedde door personen die daartoe door de in het vijfde lid, onderdeel b van artikel 44 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zijn aangewezen;
(...)
3:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 7 december 2011 te Espel, in de gemeente Noordoostpolder, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier pijn of letsel heeft veroorzaakt dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier heeft benadeeld, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededaders schapen onverdoofd geslacht en/of niet gefixeerd."
2.2.2.
Het Hof heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Het heeft daartoe het volgende overwogen:
"met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde:
Gelet op de lengte van de in de tenlastelegging opgenomen pleegperiode (bijna 2 jaren) en het gebruik van het woord 'schapen' uitsluitend in de meervoudsvorm, zowel in het eerste als in het tweede deel van het onder 1 ten laste gelegde, in samenhang beschouwd met het dossier en het requisitoir van de advocaat-generaal, gaat het hof ervan uit dat de steller van de tenlastelegging telkens ondubbelzinnig heeft bedoeld ten laste te leggen dat verdachte, in genoemde pleegperiode op verschillende data met andere in het dossier voorkomende verdachten betrokken is geweest bij het slachten van schapen op het bedrijf van [A] te Espel. Het hof acht slechts bewezen dat verdachte op één datum in de ten laste gelegde pleegperiode bij het slachten van één schaap betrokken is geweest met een ander dan een van de in het dossier voorkomende verdachten. Zodanige bewezenverklaring levert naar het oordeel van het hof een ontoelaatbare grondslagverlating op. Gelet op het vorenstaande acht het hof het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
(...)
met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde:
Het hiervoor overwogene met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde geldt ook voor het onder 3 ten laste gelegde. Derhalve acht het hof evenmin het onder 3 ten laste gelegde bewezen, zodat ook daarvan vrijspraak dient te volgen."
2.3.
Het Hof heeft de tenlastelegging aldus uitgelegd dat daarin telkens slechts sprake is van 'schapen' in het meervoud. Die aan de feitenrechter voorbehouden uitleg is niet onverenigbaar met de bewoordingen daarvan en moet daarom in cassatie worden geëerbiedigd. Daarop stuiten de klachten van het middel af.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 mei 2016.