ECLI:NL:HR:2006:AU8108
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Grondslagverlating in cassatie bij bemiddeling in het aantrekken van gelden van het publiek
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het bedrijfsmatig aantrekken van op termijn opvorderbare gelden van het publiek, waarbij de tenlastelegging alternatieven bevatte voor de plaatsen waar de gedragingen zouden zijn gepleegd. Het Hof had bewezenverklaard dat de verdachte in Nederland en België had bemiddeld bij het aantrekken van gelden van het publiek, maar had geen beslissing genomen over de alternatieven in de tenlastelegging. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in strijd met artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering had gehandeld door niet op de grondslag van de tenlastelegging te beslissen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, Economische Kamer, voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de grondslag van de tenlastelegging voor de procesdeelnemers en de noodzaak voor de rechter om hierop te beraadslagen in hoger beroep.