Uitspraak
1.De prejudiciële procedure
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beantwoording van de prejudiciële vragen
5.Vraag van uitleg
6.Beslissing
4 juli 2025.
Hoge Raad
Op 4 juli 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden een prejudiciële beslissing genomen in een zaak tussen de Stichting Woonstichting Lieven de Key en een huurder. De zaak betreft de vraag of een proceskostenbeding in een huurovereenkomst, dat de huurder verplicht om alle gerechtelijke kosten te betalen bij tekortkoming, als oneerlijk kan worden aangemerkt onder de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het proceskostenbeding geen voorwerp van onderhandeling is geweest en dat het de positie van de consument aanzienlijk verstoort. De Hoge Raad heeft de eerste vraag bevestigend beantwoord en zal een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de gevolgen van de oneerlijkheid van het beding voor de proceskostenveroordeling. De zaak is van belang voor de bescherming van consumentenrechten en de toepassing van Europese richtlijnen in het nationale recht. De Hoge Raad houdt verdere beslissingen aan totdat het HvJEU heeft geantwoord op de gestelde vragen.