ECLI:NL:GHAMS:2025:3055
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en onbewoonbaarheid in geschil tussen huurder en verhuurder
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een huurder, aangeduid als [appellant], en de verhuurder, Stichting Ymere. De huurder heeft in 2021 zijn woning moeten verlaten vanwege herstelwerkzaamheden die door de verhuurder moesten worden uitgevoerd. Na de werkzaamheden is de huurder niet teruggekeerd, omdat hij de woning onbewoonbaar achtte en geen huur meer heeft betaald. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de woning onbewoonbaar was. De huurder heeft zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet nagekomen, wat heeft geleid tot de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. Het hof heeft het oordeel van de kantonrechter bevestigd, waarbij het hof ook heeft vastgesteld dat de huurder niet voldoende onderbouwd heeft dat de woning na de herstelwerkzaamheden onbewoonbaar was. De huurder heeft weliswaar geprobeerd zijn stellingen te onderbouwen, maar dit is niet voldoende gebleken. Het hof heeft de vorderingen van de huurder in hoger beroep afgewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden, in afwachting van een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.