ECLI:NL:RBAMS:2024:4362

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
10946485 CV EXPL 24-1895
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Prejudiciële vragen over oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 juli 2024 een tussenvonnis gewezen waarin prejudiciële vragen zijn gesteld aan de Hoge Raad. De zaak betreft een geschil tussen de stichting Woonstichting Lieven De Key (eiseres) en een gedaagde die niet is verschenen. De kern van de zaak draait om de vraag of een beding in een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, dat bepaalt dat de consument bij tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst alle gerechtelijke kosten moet betalen, moet worden aangemerkt als een oneerlijk beding in de zin van Richtlijn 93/13 EG. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis op 23 april 2024 het voornemen kenbaar gemaakt om deze vragen aan de Hoge Raad voor te leggen. De eiseres heeft geen opmerkingen gemaakt over de voorgenomen vragen, maar heeft wel verzocht om aanhouding van de zaak totdat de Hoge Raad de prejudiciële vragen in een andere zaak heeft beantwoord. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er op dit moment onvoldoende reden is voor aanhouding en heeft besloten de vragen aan de Hoge Raad te stellen. De griffier is opgedragen om een afschrift van het vonnis en het tussenvonnis aan de Hoge Raad te zenden. De verdere beslissing in de zaak is aangehouden totdat het antwoord van de Hoge Raad is ontvangen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10946485 CV EXPL 24-1895
vonnis van: 16 juli 2024
fno.: 8622

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting Woonstichting Lieven De Key

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Lieven De Key
gemachtigde: M.O. de Boer
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
niet verschenen

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 23 april 2024 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft [gedaagde] niet gereageerd. Lieven De Key heeft na een uitstel een akte genomen op 18 juni 2024.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Beoordeling

1. Bij voornoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter het voornemen kenbaar gemaakt de navolgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen. Daarbij zijn partijen in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
1. Moet een beding tussen een handelaar en een consument waarin is bepaald dat de consument die tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst alle gerechtelijke kosten moet betalen worden aangemerkt als een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn 93/13 EG?
2. Als het antwoord op de eerste vraag bevestigend luidt, heeft dit dan tot gevolg dat niet alleen het proceskostenbeding buiten toepassing moet worden gelaten, maar dat in het geheel geen proceskosten meer kunnen worden toegewezen?
2. [gedaagde] heeft geen akte ingediend. Lieven De Key heeft een akte ingediend waarin zij ten aanzien van de voorgenomen prejudiciële vragen geen opmerkingen heeft gemaakt. Wel heeft zij verzocht de zaak aan te houden totdat de Hoge Raad de prejudiciële vragen heeft beantwoord die zijn gesteld in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:129). Dit in verband met de beoordeling van het huurverhogingsbeding waarvan in onderhavige zaak sprake is.
3. Omtrent dit uitstelverzoek overweegt de kantonrechter als volgt. Beantwoording van de prejudiciële vragen in onderhavige zaak zal de nodige tijd in beslag nemen. Te verwachten valt dat de Hoge Raad in die tijd de in voornoemd vonnis van 11 januari 2024 gestelde vragen zal beantwoorden. Er bestaat op dit moment dan ook onvoldoende reden voor aanhouding van de zaak. Mochten de prejudiciële vragen in onderhavige zaak eerder worden beantwoord dan die in de zaak met nummer ECLI:NL:RBAMS:2024:129, dan zal het verzoek van Lieven De Key opnieuw worden beoordeeld.
4. De kantonrechter zal nu dan ook voornoemde vragen aan de Hoge Raad stellen.
5. De griffier wordt ingevolge artikel 392 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering opgedragen een afschrift van het onderhavige vonnis, alsmede van voornoemd tussenvonnis, aan de Hoge Raad te zenden.
6. Nadat het antwoord van de Hoge Raad is ontvangen, zal de kantonrechter partijen in gelegenheid stellen zich hierover uit te laten. Daarna zal in beginsel vonnis worden gewezen.
7. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:
stelt de Hoge Raad de prejudiciële vragen zoals vermeld in rechtsoverweging 1;
draagt de griffier op een afschrift van dit vonnis en het tussenvonnis van 23 april 2024 aan de Hoge Raad te zenden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.