3.1.Het hof heeft uit de gedingstukken en de zitting de volgende geschilpunten kunnen destilleren:
Zijn de nationale rechters – waaronder dit hof en de Hoge Raad – bevoegd uitleg te geven aan de bepalingen van het Unierecht? Zijn zij niet onafhankelijk en niet onpartijdig indien zij uitleg geven aan de bepalingen van het Unierecht?
Heeft de rechtbank, in navolging van de Hoge Raad, onrechtmatig – want in strijd met artikel 110 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) – gehandeld door te overwegen dat belanghebbende (enige) bewijslast draagt ten aanzien van de vermindering van belasting wegens een uit een andere lidstaat afkomstige personenauto?
Had de rechtbank de zaken vanwege schending van de hoorplicht moeten terugwijzen naar de inspecteur?
Heeft de rechtbank aan toepassing van interne compensatie ten onrechte de gevolgtrekking verbonden dat geen recht op teruggaaf van BPM bestaat, omdat zelfs als de schade slechts voor 72% in aanmerking wordt genomen, teveel BPM op aangifte is voldaan en het Unierecht recht geeft op 100% schade-aftrek?
Dient voor de bepaling van de afschrijving te worden uitgegaan van de waarde van een personenauto die een verhuurverleden heeft (‘ex-rental’), ook als de betreffende auto niet als huurauto is gebruikt?
Heeft de rechtbank onjuist overwogen met betrekking tot het verschil in heffingsmodaliteiten?
Verzet het Unierecht zich ertegen dat dezelfde rechters die de beslissing over een belastinggeschil nemen ook oordelen over de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn?
Heeft belanghebbende recht op een hogere vergoeding van immateriële schade?
Heeft de rechtbank onjuist overwogen met betrekking tot de schending van artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)?
Moet bij de renteberekening over de teruggave van op aangifte voldane BPM een rentevoet van ten minste 8% worden gehanteerd? Is artikel 28c Invorderingswet 1990 (hierna: IW) in strijd met het Unierecht?
Is het vooraf heffen van griffierecht in strijd met het Unierechtelijke beginsel van een effectieve en doeltreffende rechtsbescherming?
Moet de inspecteur rente over het betaalde griffierecht vergoeden vanaf het moment waarop het griffierecht is betaald?
Is de regeling van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb), waarbij de proceskostenvergoeding in beginsel een forfaitair karakter heeft, in strijd met het Unierechtelijke beginsel van een effectieve en doeltreffende rechtsbescherming?
Tot welk bedrag had de rechtbank een proceskostenvergoeding moeten toekennen?