4.5.Zijn de aanslagen tot de juiste bedragen opgelegd?
4.5.1.Indien de vereiste aangifte niet is gedaan, wordt het beroep van een belastingplichtige ongegrond verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
4.5.2.De inspecteur stelt dat voor de jaren 2007, 2008, 2009 en 2011 de vereiste aangiften niet zijn gedaan. Ten aanzien van de jaren 2007 en 2008 zijn de vereisten aangiften niet gedaan, omdat belanghebbende aanzienlijk te lage aangiften heeft gedaan door de inkomsten zoals vermeld in de groeidocumenten niet aan te geven. Ten aanzien van de jaren 2009 en 2011 stelt de inspecteur dat belanghebbende na uitgenodigd en aangemaand te zijn geen aangiften heeft gedaan.
4.5.3.De vereiste aangifte is, onder andere, niet gedaan indien één of meer gebreken in de aangifte ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting, zowel in absoluut als in relatief opzicht. Bij deze beoordeling moeten de normale regels van stelplicht en bewijslast worden toegepast.Een afwijking van 19% dient in elk geval als verhoudingsgewijs aanzienlijk te worden beschouwd.De inhoudelijke gebreken in de aangifte worden slechts in aanmerking genomen in het geval dat de belastingplichtige ten tijde van de aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. De bewijslast dat de vereiste aangifte niet is gedaan, rust op de inspecteur.
4.5.4.Ten aanzien van de jaren 2007 en 2008 stelt de inspecteur dat belanghebbende aanzienlijke bedragen aan inkomsten niet heeft aangegeven. Bij de doorzoeking van de woning van belanghebbende zijn onder andere de groeidocumenten inbeslaggenomen. In deze documenten zijn inkomsten en uitgaven opgenomen. Voor de jaren 2007 en 2008 is ook een verdeling van de resultaten opgenomen tussen belanghebbende en de schoonzoon. In de strafzaak hebben de rechtbank en het gerechtshof de groeidocumenten eveneens als weergave aangemerkt van de werkelijke verdiensten. Voorts stelt de inspecteur dat mede gelet op het uitgavenpatroon van belanghebbende en de grote bedragen aan contant geld die zijn aangetroffen, zie 2.9 hiervoor, aannemelijk is dat belanghebbende een hoger inkomen heeft gehad dan hij in zijn aangiften heeft opgenomen. Volgens de inspecteur komt het heffingsrecht aan Nederland toe.
4.5.5.Belanghebbende heeft betwist dat hij meer inkomen had en stelt dat de door de inspecteur genoemde inkomsten dienen te worden toegerekend aan de SL, de BV, dan wel de onderneming van [A] . Bovendien heeft belanghebbende geen werkzaamheden verricht voor de ondernemingen. Als er al sprake zou zijn van werkzaamheden dan heeft hij deze werkzaamheden slechts verricht als echtgenoot van [A] , zodat er geen sprake is van deelname aan het economische verkeer. Alle inkomsten van de websites liepen via [de Stichting 1] of de BV en werden vervolgens doorbetaald aan de SL, als gevolg waarvan over deze bron het heffingsrecht aan Spanje toekomt. In het geval dat aan belanghebbende een tegenprestatie toekwam voor zijn werkzaamheden, zou deze beloning in Spanje belastbaar zijn, aldus nog steeds belanghebbende.
4.5.6.Belanghebbende heeft gekozen aangifte te doen als binnenlands belastingplichtige en hij heeft in zijn aangiften belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven, waaronder een WAO-uitkering, lijfrente-uitkering en inkomsten uit eigen woning, zie 2.15. Belanghebbende heeft diverse werkzaamheden voor de ondernemingen verricht, die naar het oordeel van het hof de gebruikelijke bijstand tussen partners binnen een huwelijk te boven gaan. Bovendien volgt uit de groeidocumenten, die nota bene belanghebbende zelf heeft opgesteld, dat hij voor zijn werkzaamheden recht had op een beloning in de vorm van een aandeel in de behaalde resultaten. Die beloning behoort tot het in Nederland belastbare wereldinkomen van belanghebbende. Belanghebbende heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat hij op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting recht heeft op een aftrek elders belast. Dat heeft tot gevolg dat gebreken in de aangiften ertoe hebben geleid dat de volgens de aangiften verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting en ook in absoluut opzicht aanzienlijk is. Belanghebbende wist of had zich ervan bewust moeten zijn dat door deze inkomsten niet in de aangiften op te nemen telkens een aanzienlijk bedrag aan belasting niet zou worden geheven. Het hof is van oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende voor de jaren 2007 en 2008 niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Dit heeft tot gevolg dat ten aanzien van die jaren de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard.
4.5.7.Ten aanzien van de jaren 2009 en 2011 heeft belanghebbende geen aangiften IB/PVV en Zvw ingediend, ondanks dat belanghebbende daartoe was uitgenodigd en aangemaand. Belanghebbende stelt dat de inspecteur heeft toegezegd dat belanghebbende geen aangifte hoefde te doen tot een nadere instructie volgt en verzoekt daarom de getuigen [B] en [C] te horen. Voorts voert belanghebbende aan dat hij de uitnodigingen en aanmaningen tot het doen van aangiften IB/PVV en Zvw over deze jaren niet heeft ontvangen.
4.5.8.De vereiste aangifte is onder meer niet gedaan als de belastingplichtige die is uitgenodigd tot het doen van aangifte, de daarbij gestelde termijn ongebruikt heeft laten verstrijken en tevens geen gebruik heeft gemaakt van de hem geboden gelegenheid om aangifte te doen binnen een door de inspecteur bij aanmaning gestelde termijn.De inspecteur moet aannemelijk maken dat de uitnodiging tot het doen van aangifte op het adres van belanghebbende is ontvangen. Vervolgens moet de inspecteur ook aannemelijk maken dat belanghebbende na het verstrijken van de aangiftetermijn is aangemaand.
4.5.9.De inspecteur heeft stukken overgelegd met dagtekening 17 april 2020 uit de verzendadministratie van de Belastingdienst.
Met betrekking tot het jaar 2009 acht het hof aannemelijk dat de uitnodiging, (herinnering) en aanmaning aan het juiste adres zijn geadresseerd en zijn verzonden. Gelet op het verzoek tot uitstel voor het indienen van de aangifte over 2009 dat belanghebbende heeft ingediend op 31 maart 2010 acht het hof aannemelijk dat de uitnodiging is ontvangen. Het uitstel is verleend tot 1 september 2010. Met dagtekening 29 september 2010 is een herinnering verzonden aan belanghebbende aan het juiste adres met een reactietermijn eindigend op 13 oktober 2010. Op 5 oktober 2010 heeft belanghebbende verzocht om uitstel en met dagtekening 25 oktober 2010 is uitstel verleend tot 1 december 2010. Op 24 november 2010 heeft belanghebbende wederom om uitstel gevraagd, maar heeft de inspecteur op 20 december 2010 het verzoek om uitstel afgewezen. Met dagtekening 24 december 2010 heeft de inspecteur een aanmaning verzonden met een reactietermijn van 7 januari 2011. Daarna heeft belanghebbende wederom om uitstel verzocht en heeft de inspecteur met dagtekening 24 januari 2011 uitstel verleend tot 1 mei 2011. Vervolgens heeft de inspecteur met dagtekening 26 mei 2011 een aanmaning gestuurd met een reactietermijn van 10 juni 2011. Belanghebbende heeft daarop niet meer gereageerd en heeft geen aangifte gedaan.
Met betrekking tot het jaar 2011 acht het hof eveneens aannemelijk dat de uitnodiging, (herinnering) en aanmaning aan het juiste adres zijn geadresseerd en zijn verzonden, gelet op de door de inspecteur overgelegde verzendadministratie van de Belastingdienst. Met dagtekening 29 februari 2012 heeft de inspecteur belanghebbende een uitnodiging gestuurd tot het doen van aangifte. Op 21 maart 2012 heeft belanghebbende verzocht om uitstel. De inspecteur heeft met dagtekening 16 april 2012 uitstel verleend tot 1 september 2012. De inspecteur heeft vervolgens een herinnering verstuurd met dagtekening 24 september 2012 en een uiterste reactiedatum van 8 oktober 2012. Tot slot heeft de inspecteur een aanmaning verstuurd aan belanghebbende met dagtekening 26 oktober 2012 en een uiterste reactiedatum van 9 november 2012. Belanghebbende heeft daarop niet gereageerd en heeft geen aangifte gedaan.
De enkele betwisting door belanghebbende van ontvangst van de uitnodigingen dan wel de aanmaningen volstaat niet om het rechtsvermoeden van ontvangst te ontzenuwen.
Belanghebbende heeft dus ook voor de jaren 2009 en 2011 niet de vereiste aangifte gedaan.
4.5.10.Belanghebbende heeft een verzoek gedaan tot het horen als getuige van
(oud-)ambtenaren van de Belastingdienst in het kader van het doen van de aangifte 2009. Belanghebbende stelt dat de aangifte 2009 niet is gedaan, gelet op de toezegging van de inspecteur dat hij niet aan de aangiftetermijn hoefde te voldoen. Hij wijst daarbij op de door hem overgelegde stukken.
4.5.11.Het hof oordeelt als volgt. Het is voor belanghebbende niet mogelijk gebleken de door hem gewenste getuigen op te roepen aangezien hij niet over de adresgegevens van die (oud-)ambtenaren beschikt en de Belastingdienst zijn oproepingen ook niet wenste door te geleiden. Uit de door belanghebbende overgelegde stukken kan echter niets van een toezegging door de inspecteur worden gelezen. Belanghebbende heeft in dit verband gewezen op een e-mail van [B] van 5 juli 2012. Daarin staat echter slechts dat de inspecteur zo lang mogelijk zal wachten met het opleggen van de aanslagen en geen toezegging over het niet hoeven indienen van aangiften. Het is overigens een feit van algemene bekendheid dat afspraken om geen aangifte in te dienen niet worden gemaakt met belastingplichtigen die voor het doen van die aangifte zijn uitgenodigd. In zoverre is geen sprake van een feit dat in geschil is.
4.5.12.Gelet op het vorenstaande is in deze zaak geen aanleiding om belanghebbende in de gelegenheid te stellen alsnog de getuigen op te roepen. Het hof ziet ook geen aanleiding om zelf deze getuigen op te roepen.
Het hof merkt overigens op dat het niet zo kan zijn dat in het geval een belanghebbende oud-ambtenaren van de Belastingdienst wil oproepen als getuige, de Belastingdienst, dan wel het Ministerie van Financiën als werkgever, geen medewerking verleent aan het doorgeleiden van die oproepen aan deze oud-ambtenaren en het een belanghebbende op die wijze onmogelijk wordt gemaakt een dergelijke oud-ambtenaar te doen horen op een zitting van de rechter. Die oud-ambtenaren zijn overigens pas verplicht om ter zitting te verschijnen als zij zijn opgeroepen door de rechter.
4.5.13.Vervolgens dient het hof te beoordelen of de door de inspecteur gemaakte schattingen van de aanslagen redelijk zijn. Het vereiste van een redelijke schatting strekt, in de context van de omkering en verzwaring van de bewijslast, ertoe te voorkomen dat een aanslag naar willekeur wordt vastgesteld door de inspecteur.In dat kader rust op de inspecteur de taak zijn schatting zodanig met feitelijke stellingen te onderbouwen dat die schatting de redelijkheidstoets kan doorstaan. Beoordeeld moet worden of een schatting van de inspecteur niet willekeurig is.Voor de beoordeling of de schatting redelijk (niet willekeurig) is, dient mede in aanmerking te worden genomen in hoeverre de inspecteur beschikt over gegevens voor het opleggen van een aanslag en in hoeverre ervan mag worden uitgegaan dat de belastingplichtige in staat is opening van zaken te geven.Indien de hoogte van de schatting wordt betwist, komt de belastingrechter de bevoegdheid toe de schatting op redelijkheid te toetsen en zo nodig door een eigen in goede justitie opgemaakte schatting te vervangen.
4.5.14.Het hof acht de schatting redelijk aangezien de inspecteur voor de jaren 2007 en 2008 is aangesloten bij de gegevens uit de groeidocumenten en voor het jaar 2009 – omdat de groeidocumenten luiden tot en met april 2009 – is aangesloten bij de lagere gegevens uit 2008 in plaats van een extrapolatie van de in de eerste maanden van 2009 in de groeidocumenten vermelde inkomsten. Voor 2011 heeft de inspecteur zich gebaseerd op bankafschriften, waaruit volgt dat vanuit [D] en de BV bedragen naar belanghebbende zijn overgeboekt onder de titel van geldlening en contante bedragen zijn opgenomen. Aangezien voorts het inkomen mocht worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden kan niet aan een FOR worden gedoteerd.
4.5.15.Het hof is van oordeel dat belanghebbende niet heeft doen blijken ofwel overtuigend heeft aangetoond dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld. Belanghebbende heeft geen bewijs geleverd over de onjuistheid van de aanslagen, maar heeft slechts stellingen betrokken. Dat is onvoldoende als de bewijslast is omgekeerd en verzwaard. Vanaf april 2007 woont belanghebbende in Nederland en dient belanghebbende aangifte te doen over het wereldinkomen. Dat de activiteiten worden verricht binnen een Spaanse vennootschap wil nog niet zeggen dat de werkzaamheden van belanghebbende ook in Spanje hebben plaatsgevonden, als gevolg waarvan de met die werkzaamheden vergaarde inkomsten door Spanje in de belastingheffing kunnen worden betrokken.