3.1.Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Is de verschuldigdheid van de geheven griffierechten bij aanvang van de gerechtelijke procedure in strijd met het Unierecht?
2. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van 8% rente plus inflatie over de geheven griffierechten?
3. Heeft de inspecteur artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschonden?
4. Heeft de inspecteur de hoorplicht geschonden?
5. Zijn de rechtbank en het hof bevoegd uitleg te geven aan de bepalingen van het Unierecht?
6. Heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat belanghebbende (enige) bewijslast draagt ten aanzien van de vermindering van belasting wegens een uit een andere lidstaat afkomstige personenauto?
7. Moet, als gevolg van de invoering van de WLTP-testmethode, worden uitgegaan van een CO2-uitstoot van de auto van 64 gr/km?
8. Moet de belasting met 10% worden verminderd omdat voor de bepaling van de afschrijving rekening moet worden gehouden met de kwalificatie ‘ex-rental’?
9. Kan de inspecteur de BPM-teruggave wegens extra leeftijdskorting intern compenseren met het verschil tussen 100% en 72% van de gecalculeerde schade?
10. Is sprake van een met het Unierecht strijdig verschil in heffingsmodaliteiten ten aanzien van binnenlandse en uit het buitenland afkomstige auto’s?
11. Heeft de rechtbank het Unierecht miskend door toepassing te geven aan artikel 28c Invorderingswet 1990 ter zake van de terugbetaling van in strijd met het Unierecht geheven belasting?
12. Heeft belanghebbende recht op een hogere vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn?
13. Is de belastingrechter de bevoegde rechter om de proceskostenvergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting vast te stellen?