ECLI:NL:HR:2020:1670
Hoge Raad
- Cassatie
- M.E. van Hilten
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- E.F. Faase
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schending van artikel 8:42 Awb en de verplichting tot overlegging van op de zaak betrekking hebbende stukken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de vraag of het Gerechtshof 's-Hertogenbosch artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft geschonden door niet te zorgen voor de overlegging van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. De belanghebbende, [X] B.V., had eerder hoger beroep ingesteld tegen uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die betrekking hadden op beschikkingen tot aansprakelijkstelling voor loonheffingen over de jaren 2008 tot en met 2011.
De Hoge Raad oordeelde dat de klacht van de belanghebbende over de schending van artikel 8:42 Awb in cassatie kan worden ingediend, ook al was dit niet eerder bij het hof gedaan. De Hoge Raad benadrukte dat het bestuursorgaan verplicht is om alle relevante stukken die aan de rechter ter beschikking staan, over te leggen. Dit is essentieel voor een eerlijke rechtsgang en om de rechter in staat te stellen een weloverwogen oordeel te vellen.
De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet had hoeven onderzoeken naar het bestaan van documenten die niet door het bestuursorgaan waren overgelegd, omdat de belanghebbende geen verzoek had gedaan om deze stukken te overleggen. De overige klachten van de belanghebbende werden eveneens ongegrond verklaard. De Hoge Raad besloot het beroep in cassatie ongegrond te verklaren, zonder veroordeling in de proceskosten.