ECLI:NL:HR:2019:1575
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Hoge Raad oordeelt over schadevergoeding en wettelijke rente bij overschrijding redelijke termijn in belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen, opgelegd door de belastingdienst. De belanghebbende had eerder in hoger beroep bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch geprocedeerd, waar de uitspraak van 25 oktober 2018 werd gedaan. De belanghebbende stelde dat zij recht had op een rentevergoeding over de griffierechten die zij had betaald, omdat de behandeling van haar zaak te lang had geduurd, wat in strijd zou zijn met de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6:119 BW.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had moeten beslissen over de rentevergoeding vanaf vier weken na de uitspraak van het Hof, zoals eerder vastgesteld in een arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof voor zover deze geen beslissing bevatte over de wettelijke rente over het griffierecht. Daarnaast werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld om het griffierecht van € 508 aan de belanghebbende te vergoeden, evenals de proceskosten van € 2.048 voor de rechtsbijstand in cassatie.
De Hoge Raad benadrukte dat de vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn niet gerelateerd is aan een handelsovereenkomst, en dat de wettelijke rente over griffierechten niet onder de bepalingen van de Richtlijn 2011/7/EU valt. De uitspraak van de Hoge Raad biedt belangrijke verduidelijkingen over de toepassing van wettelijke rente in belastingzaken en de verplichtingen van de Staatssecretaris van Financiën in dergelijke gevallen.