ECLI:NL:HR:2022:1087
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over BPM en bewijslastverdeling bij registratie van personenauto's
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM). De belanghebbende, [X] B.V., had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betrof de vraag of de belanghebbende recht had op een verdere vermindering van de BPM, die zij had voldaan bij de registratie van twee gebruikte personenauto's uit andere lidstaten. De belanghebbende stelde dat de Inspecteur moest bewijzen dat de auto’s op het moment van registratie niet ouder waren dan de door haar opgegeven leeftijd. Het Hof oordeelde echter dat de belastingplichtige zelf verantwoordelijk is voor het aanleveren van bewijsstukken en dat de Inspecteur niet verplicht is om gegevens uit basisregistraties te verzamelen die niet aan hem zijn verstrekt. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de heffing van BPM niet in strijd is met het Unierecht, ook niet wanneer deze moet worden voldaan voordat het belastbare feit van registratie heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en legde de proceskosten voor deze procedure niet op aan de Staatssecretaris van Financiën.