In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan op de beroepen van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen. De zaak betreft de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) en de vraag of de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende terecht nietontvankelijk, ongegrond of gegrond heeft verklaard. Belanghebbende heeft ter zake van 13 auto’s bpm voldaan, maar de Inspecteur heeft de bezwaren tegen de voldoeningen afgewezen. De Rechtbank Gelderland heeft de beroepen van belanghebbende gegrond of ongegrond verklaard en de Inspecteur veroordeeld tot een schadevergoeding van € 6.500. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarop de Inspecteur incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het Hof heeft eerder een uitspraak gedaan waarin de Rechtbank is vernietigd, behoudens de beslissing over de schadevergoeding. De Inspecteur heeft opnieuw uitspraak gedaan op de bezwaren van belanghebbende, die opnieuw in beroep is gegaan. Tijdens de zitting op 27 februari 2024 zijn de partijen gehoord, maar belanghebbende was niet vertegenwoordigd. Het Hof heeft de grieven van belanghebbende beoordeeld, waaronder de toepassing van de CO2-uitstootwaarde en de toepassing van artikel 16a van de Wet bpm. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur de bpm correct heeft toegepast en dat de beroepen ongegrond zijn. Het Hof heeft echter wel een schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak is gedaan op 2 april 2024.